Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

In welke onderdelen kan je het taalhandelingskarakter opdelen?

A
  • de locutie: de vorm

- de illocutie: de strekking van de woorden, de bedoeling van de spreker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn performatieve werkwoorden?

A

Werkwoorden waarbij de illocutionaire strekking expliciet is. Zoals bijvoorbeeld bij beloven, want de taalhandeling is hierdoor duidelijk een belofte,

> wanneer je “hierbij” aan een zin kan toevoegen is een werkwoord performatief

“hierbij beloof ik je”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen indirecte en directe taalhandelingen?

A

Directe taalhandeling is wanneer een werkwoord performatief is, en de taalhandeling meteen uit de strekking duidelijk is “ik beloof dat…”

Indirect is wanneer de taalhandeling afgeleid moet worden uit de conversationele implicatuur “ik zal morgen het boek voor je meenemen” (is ook een belofte, maar niet expliciet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de geslaagdheidsvoorwaarden?

A

De voorwaarden waarin een taaluiting moet voldoen om kenmerkend te zij voor dat type taalhandeling.

Zoals bijvoorbeeld bij een dreigement: S moet geloven dat A nog niet gebeurd is, S moet in staat zijn A te doen, S moet geloven dat L niet wil dat A gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de focus in een zin?

A

De informatieve kern met de hoogste informatieve waarde, en dus ook de nieuwste informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de informatiestructuur in een zin?

A

De samenhang tussen zinsbouw en informatiewaarde.

De woordvolgorde speelt een bepalende rol = in de meeste talen loop de informatiewaarde op > het laatstgenoemde is van meeste waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe heet het zinselement dat al bekende informatie aanbiedt?

“Wat is er met je zusje aan de hand?”
“Zij is gister door een hond gebeten”

In dit geval zij > ?

A

Dat is het topic, omdat er met ‘zij’ wordt gerefereerd naar al bekende informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat verstaan we onder de sociale betekenis van een taalvorm?

A

Taalvariaties die oa te maken hebben met beleefdheid etc, zoals het tutoyeren of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat verstaan we onder pragmatische gepastheid?

A

De communicatieve competentie van taalgebruikers, dit hangt samen met de maxime stijl van Grice. De verschillen in stijl kunnen uitgesplitst worden in formele in informele stijl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly