Hoofdstuk 20 Flashcards

1
Q

Wat is grammaticalisatie?

A

Wanneer een lexicaal element verandert in een grammaticaal element.

(veralgemening betekenis, verandering syntactische status, vaak klankreductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Taalvariatie door de tijd heen is te onderscheiden in?

A

diachroon: door de tijd heen
synchroon: op een bepaald moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is een regel in de taal categoriaal?

A

als deze altijd hetzelfde blijft

twee of meer vormen > variabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is lexicale diffusie?

A

Wanneer een nieuwe term vanuit een fonologische verandering geleidelijk ingevoerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noemen we functiescheiding tussen tweetalige gemeenschappen en waarin is dit te onderscheiden?

A

Diglossie, als volgt:

  • hoge variëteit: de officiële taal voor formele situaties
  • lage variëteit: de taal voor alledaagse informele functies (moedertaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een lingua franca?

A

Een taal die fungeert als contactaal tussen mensen met verschillende moedertalen (bijvoorbeeld het engels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is taalerosie?

A

Wanneer er steeds meer taalverlies optreed en de taalbeheersing over generaties minder wordt.

(erna taaldood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de twee verklaringen voor dat een transitioneel programma positief werkt?

A
  • sociaal emotionele factoren: in transitionele school zijn kinderen meer op hun gemak
  • de manier waarop de eerste taal beheerst wordt kan invloed hebben op beheersing tweede taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is codewisseling?

A

tweetaligen binnen dezelfde conversatie overschakelen op de andere taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

leensamenstellingen zijn?

A

een combinatie van een oorspronkelijk eigen woord met een geleend woord > “computerwinkel”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een leenvertaling?

A

wanneer een uitdrukking/woord uit een andere taal wordt gebruikt maar wel wordt vertaald, dus letterlijke vertaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is interferentie?

A

Wanneer taal A gesproken wordt maar er delen van B door dringen

‘transfer’ van de ene naar de andere taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een creooltaal en een pidgin?

A

Wanneer er bv handel bedreven wordt tussen twee personen die elkaars taal niet kennen en ze een nieuwe versimpelde taal vormen, een pidgin. Dit kan uitgroeien tot creooltaal. Veel pidgins verdwijnen, andere worden als moedertaal doorgegeven.

vaak lingua franca (pidgins)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is relexificatie?

A

de oorspronkelijke grammatica blijft behouden, maar de woordenschat wordt vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een koine?

A

een taal die ontstaat uit het contact tussen verschillende dialecten van diezelfde taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly