Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Wat maakt een norm een rechtsnorm

A

Rechtsnormen zijn te vinden in een van de rechtsbronne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef voorbeelden van rechtsbronnen

A

De wet, jurisprudentie, ongeschreven recht, internationale verdragen, Europees recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe weten we wat geldt als rechtsbron

A

is formeel, is nergens vastgelegd maar is een conventie die voortkomt uit lange traditie van afspraken tussen juristen die de maatschappij aanvaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is in NL de belangrijkste rechtsbron

A

De wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen civil law en common law

A

kenemerkend van civil law is dat het belangrijkste deel van de rechtsnormen zijn vastgelegd in wetten. Common law is het belangrijkste deel van de rechtsnormen ontleend aan een lange traditie van rechtspraak. In common law gaat de jurist eerst kijken naar de gerechtelijke uitspraken. in Civil law meestal eerst naar de wet. Civil law = nl en europese vasteland. Commun law bv angelsaksische landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem drie kenmerken van een wet

A

De wet is algemeen, is door een tot wetgeving bevoegd orgaan opgesteld en heeft externe werking(bedoeld voor personen die zich buiten de wetgevende instantie bevinden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door welk tot wetgeving bevoegd orgaan moet een Wet in formele zin zijn uitgevaardigd.

A

Door de regering en de Staten-Generaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is een AMVB een wet in formele zin

A

nee, AMVB is door de regering uitgevaardigd, is een wet in materiele zin maar dus niet in formele zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is een gemeentelijke verordening een wet in formele zin?

A

nee, is uitgevaardigd door de gemeente, wel in materiele zin maar dus niet in formele zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke tot wetgeving bevoegde organen zijn er naast de regering en de Staten-Generaal samen?

A

Regering: AMVB; minister:ministeriele regeling; Provincie en gemeeente: provinciale en gemeentelijke verordeningen. alle als deze algemeen zijn en externe werking hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke voorrangsregels zijn er als wetten met elkaar botsen?

A

Lex superior: hoge voor lage.
Lex specialis: bijzonder(speciaal) voor algemeen.
Lex posterior: jong voor oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de volgorde van hoog naar laag bij Lex superior

A

volgorde van hoog naar laag: internationaal verdragen/europese wet-statuut van de koning-grondwet-wetten in formele-AMVB- ministeriële regeling-provinciale verordening-gemeente verordening/waterschapsverordening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom niet vanzelfsprekend dat een rechterlijke uitspraak rechtsnormen bevat?

A
  • Bevoegdheid: rechter heeft geen uitdrukkelijke bevoegdheid tot wetgeving;
  • democratische legitimatie: rechter is niet gekozen en geen verantwoording verschuldigd, democratische legitimatie;
  • expertise: rechter heeft niet een heel ambtelijk apparaat om na te gaan wat evt. gevolgen zijn.
  • Rechtszekerheid: mensen moeten van te voren weten waar ze aan toe zijn , niet achteraf.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan een rechterlijke uitspraak in een geschil tussen twee partijen de status van een rechtsnorm krijgen?

A

precedentwerking: een uitspraak door de rechter wordt meestal gevolgd door andere rechters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom vormt de rechter nieuw recht?

A

wetten bieden soms onvoldoende houvast waardoor de rechter invulling moet geven door de wet te interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom biedt de wet soms onvoldoende houvast

A
  • De wet bevat algemene begrippen en open normen.

- betekenis van woorden in de wet kan in situaties onduidelijk zijn.

17
Q

Welke twee soorten ongeschreven recht kunnen worden onderscheiden

A
  • gewoonte recht

- ongeschreven rechtsbeginselen

18
Q

Wat zijn ongeschreven rechtsbeginselen

A

juridische waarden die de maatstaf vormen voor gedrag maar nergens met zoveel woorden beschreven. vb: valkenhorst arrest: algemeen persoonlijkheidsrecht: kin dheeft recht om te weten wie vader is. staat nergens beschreven

19
Q

Wat is gewoonterecht

A

gewoonterecht ontstaat in loop der tijd in de samenleving. Gedrag dat door een bepaalde grote groep mensen als normaal wordt gevonden en ook als juist en goed wordt aanvaard.

20
Q

twee voorwaarden gewoonterecht

A
  • er moet in de samenleving of in een bepaalde groep in de samenleving de praktijk bestaan om zich in bepaalde situaties op een bepaalde manier te gedragen.
  • er moet in de samenleving of in bepaalde groepen in de samenleven ook de overtuiging bestaan dat dergelijk gedrag ook rechtens juist is. er moet rechtsovertuiging zijn dat het gedrag juridisch juist is.
21
Q

Zijn alle regels van internationaal recht geldig in de nationale rechtsorde?

A

Ja, in Nederland is de gehele internationale rechtsorde automatisch geldig. Er is geen omzetting nodig. art.92 gw.

22
Q

Wat is doorwerking?

A

dat internationale regels zonder omzetting geldig zijn in de nationale rechtsorde.

23
Q

Kunnen burgers zich bij de Nederlandse rechter beroepen op regels van het internationaal recht?

A

ja als aan twee voorwaarde is voldaan:

  • zijn de betreffende regels van het internationaal recht bekendgemaakt;
  • kunnen deze naar de inhoud een ieder verbinden.
24
Q

Wat is directe of rechtstreekse werking

A

Dat mensen zich kunnen beroepen op internationale rechtsregels.

25
Q

Wat heeft de HR besloten om directe werking te verduidelijken? (welke bepalingen van internationaal recht zijn voor een ieder verbindend?)

A

ten eerste moet de rechter zich afvragen of verdragspartijen overeengekomen zijn geen directe werking toe te kennen. als dat onduidelijk is stap twee: is de inhoud van de bepaling voldoende duidelijk om zonder verdere uitwerking, in de nationale rechtsorde als objectief recht te kunnen functioneren.