Hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van bewijslast?

A
  • waarheidsvinding
  • bescherming goede, ordelijke rechtsgang
  • bescherming van het individu.
  • rechtspolitiek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

SR: welke feiten moeten worden bewezen

A

het door het Om tenlastegelegde: OM moet bewijzen, rechter controleert feiten, onschuldpresumptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

CR: hoe werkt procesgang?

A

Initiatief bij eiser, die gaat naar de rechter en stelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is bewijsminimumregeling?

A

Rechter moet waarheid vaststellen op minstens twee bewijsmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke bewijsmiddelen in SR?

A

Alleen wettelijk toegestane bewijsmiddelen:

  • eigen waarneming rechter.
  • verklaring getuigen (deskundige)
  • geschriften
  • feiten van algemene bekendheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke bewijsmiddelen in PR?

A

Alle mogelijke bewijsmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie moet wanneer bewijzen in PR?

A

Steller/eiser moet bewijzen maar alleen als verweerder betwist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

SR: Wanneer zijn feiten voldoende bewezen?

A

Wettig en overtuigend: boven elke redelijke twijfel. Er moet geen enkel alternatief zijn voor de schuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

PR: Wanneer voldoende bewijs

A

Als de rechter meer bewijs ziet voor de eiser (dus boven 50%) dan eiser in gelijk. Veel lichter eis dan SR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly