Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Ambulante hulpverlening

A

Heir gaat hier om ouderes/inderen die professionele ondersteuning nodig hebben bij specifiek en gewone opvoedkundige vraagstukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

video-hometraining

A

dit wordt toegepast als de interactie tussen de verschillende gezinsleden op het gebied van communicatie is verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eigen-kracht conferentie

A

heeft als doelom de ouder de mogelijkheid te bieden om met familieen bekenden zelf een plan te maken voor hulp of zorg bij een opvoedingsprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opvoedingsondersteuning

A

om de ouders en andere opvoeders in de school e de buurt van het kind te ondersteunen met vragen rondom de ontwikkeling en opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

competentie vergroting

A

om allerdaagse vaardigheden van de ouder en kind te versterken ter ondersteuning van hun opvoeding en ontwikkelingstaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

residentiele

A

24u voorziening voor kinderen die om uitlopende reden uit huis zijn geplaatst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uithuisplaatsing

A

als er sprake is van ernstige bedreiging van zedelijkeof geestelije belangen, of as de gezondheid van het kindernstig wordt bedreigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opvoedingsstuatie

A

ondersteuning en instrucite bieden indagelijkse zaken , grenzen stellen door middel van straffen en belonen en controle uitoefenen op het doen en laten van het kind en daarop inspelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

opvoedingsrelatie

A

de hulpverleneer moet een opvoedins relatie aangaan met het kind. In deze relatie is het van bealng dat het kind liefde, veiligheid , geborgenheid en genegenheid ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

opvoedingsklimaat

A

heeft te maken met de sfeer van de instelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly