Hoofdstuk 2 Flashcards
Opvoedingselatie
Liefdevolle relatie tussen ouder en kind. Tegengelijkertijd stelt de ouder grenzen en biedt hij ondersteuning, controle en instructie aan het kind.
Pedagogisch besef van de ouder
De ouder weet wat belangrijk is voor het kind en zijn doelstelling in zijn opvoedend handelen tot uitdrukking brengt
4 orientatie niveaus van pedagogisch besef
De egocentrische orientatie, de conventionele orientatie, de subjectief-indivudualistisch orientatie en de interactieve orientatie
De egocentrische orientatie
De ouder projecteert eigen behoefte op het kind. De ouder voedt op vanuit zijn eigen wensen en behoeften
De conventionele orientatie
Het kind wordt begrepen vanuit de algemeenheden die bestan rond kinderen; deze hebben betrekking op de cultuur waarin hij opgroeit
De subjectief-indivudualistisch orientatie
De ouder probeert de behoeften van het kind te bevredigen binnen de context waarin de opvoedrelatie zich afspeelt.
De interactieve orientatie
De ouder zoekt naar evenwicht tussen zijn eigen behoeften en die van het kind
Ontwikkelingsfasen
De stadia die een kind gedurende zijn leven doorloopt
Ontwikkelingstaken
De vaardigheden die het kind in de periode van de ontwikkelingsfase moet leren beheersen
Opvoedingsopgaven
De wijze waarop het ouder het kind ondersteunt en helpt om zijn ontwikkelingstaak te volbrengen
Bevelshuishouden
Duidelijke gezagsverhoudingen en rolpatronen tussen de ouder en kind. De mening van het kind is ondrgeschikt aan die van de ouder
Onderhandelinghuishouden
Het kind wordt gevraagd om zijn eigen beslissingen te nemen en de eigen mening kenbaar te maken
Locus of control
De mate waari de ouder er al dan niet van overtuigd is dat hij in staat is om invloed uit te oefenen op belangrijke levensgebeurtenissen om zich heen
Risicofactoren
Gebeurtenissen die een risico vormen voor de ontwikkeling van het kind.
Beschermende factoren
Factoren die een gezinbeschermen tegen gebeurtenissen die een risico vormen