Hoofdstuk 5 Flashcards
fietsen (v)
to bike
onderweg
on the way
de richting
the direction
de tram
the tram 🚃
uitstappen
to get out
vol
full
binnengaan
going in
de computer
the computer
het eind
the end
hoezo
what do you mean?
de kaart
the (paper) map
de lift
the lift
the elevator
lopen
to walk
meegaan
to go with
to go along
niks
nothing
de plattegrond
city map
het plein
the marketplace
rechts
right ➡️
regenen
to rain 🌧
snappen
to understand
de trap
the stairs
de universiteit
the university 🎓
ver
far
vlakbij
nearby
de weg
the road
benieuwd
curious
de brug
the bridge 🌉
de fiets
the bicycle 🚲
de ingang
the entrance
de kassa
the cash register
de kerk
the church 💒
de kilometer
the kilometer
langs
By
de linkerkant
the left side
links
left
linksaf
to the left
na
after
naast
besides
next
oversteken
to cross over
het pad (fietspad)
road for bicycle
het pad (in the supermarkt)
the path
parkeren
to park
pinnen
pay by card 💳
rechtdoor
forward
straight on
rechtsaf
to the right
steeds
again
vinden
to find
het zebrapad
te crosswalk
elk
each
de ouder
the parent (Mom/Dad)
de rechterkant
the right side
de trein
the train 🚂
wijzen
to point 👈
aankomen
to arrive
abonnement
subscription
de automaat
the machine
dagelijks
daily
dezelfde
the same
door
trough
drukken
to print
to copy
de feestdag
the holiday
de fout
the mistake
heel
the whole
inchecken
to check in
instappen
step in
the kaart (toegangskaart)
ticket 🎟
de klas
class (ex: first class seats 💺)
de korting
the discount
de metro
the metro 🚇
naartoe
into
het openbaar vervoer (OV)
public transport
opladen
charge
OV-chipkaart
card for traveling 💳
overstappen
switching transport
de reis (enkele)
one way travel ticket
reizen
to travel
het retour
returning ticket
saldo
sold
het scherm
the screen
het spoor
the tracks
tijdens
during
uitchecken
check out
vertrekken
to part
het voordeel
the advantage
leuk
nice
het advies
advice
het eiland
island
