hoofdstuk 4: prosociaal gedrag Flashcards

1
Q

Wat is helpend gedrag?

A

Breedste term inclusief helpen als onderdeel van een beroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is prosociaal gedrag?

A

De intentie om anderen te helpen/ten goede te komen, exclusief helpen als onderdeel van een beroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is altruïsme?

A

De intentie om anderen te helpen zonder voordelen voor jezelf, gedreven door empathische en onbaatzuchtige motivaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn motivaties om te helpen volgens Van De Vlierts value studie?

A

Altruïstische motivators: het gevoel van solidariteit, medelijden, …
Egoïstische motivators: nuttig zijn, nieuwe vaardigheden leren, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de empathie-altruïsme hypothese van Batson (1991)?

A

Het gevoel van empathie creëert een altruïstische motivatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het negative-state-relief-model?

A

We helpen mensen omdat we de onaangename gevoelens
willen vermijden die we zouden voelen als we iemand in nood niet zouden helpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het Eliane experiment? (Batson, 1991)

A

Ze deden alsof het slachtoffer Elaine wordt
gestraft door elektrische schokken als ze foute
antwoorden geeft op een test. De deelnemer zietdat ze echt aan het lijden is en kan helpen door deplaats in te nemen van het slachtoffer Elaine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de resultaten van het experiment van Eliane? (Batson, 1991)

A
  • als mensen zich inleefden in Elaine hielpen ze haar ongeacht de moeilijkheid om te ontsnappen
  • als mensen zich niet inleefden in Eliane hielpen ze vaker als het moeilijk was om weg te geraken

=> ondersteuning empathie-altruïsme hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het Bystander Effect?

A

Een toenemend aantal omstanders in een noodgeval verkleint de kans dat iemand helpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verloopt het procesmodel van Latané en Darley?

A

1) Het evenement opmerken
2) Noodgeval of niet?
3) Mate van eigen verantwoordelijkheid?
4) Hoe kan ik helpen?
5) Help implementeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 3 verklaringen voor het bystander effect?

A

1) pluralistische onwetendheid
2) gedeelde verantwoordelijkheid
3) publieksremmening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan het bystander effect overwonnen worden?

A
  • door meer kennis te hebben van het bystander effect
  • door trainingen te geven om te helpen in noodsituaties
  • de persoon in nood kan zelf ook helpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zijn mensen in een kleiner drop of in een grote stad eerder geneigd om te helpen?

A

Mensen van een klein dorp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn andere contextuele variabelen die invloed hebben op het bystander effect?

A
  • tijdsdruk
  • stress
  • locatie: stad of platteland
  • cultuurverschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de metrostudies van Piliavian?

A

Er is een acteur die in de metro gaat ‘vallen’ en duidelijk hulp nodig heeft. Ze observeerden
hoeveel mensen hielpen. Ze deden het experiment eens met een zwart en eens met een blank
slachtoffer. In de ene conditie was het slachtoffer dronken en in de andere blind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de resultaten van de metrostudies?

A

Zij vonden geen verband tussen het aantal omstanders en de neiging om te helpen.
Mensen hadden wel de neiging om een slachtoffer met de eigen huidskleur te helpen.

17
Q

Wat zijn de resultaten van de metrostudies?

A

Zij vonden geen verband tussen het aantal omstanders en de neiging om te helpen.
Mensen hadden wel de neiging om een slachtoffer met de eigen huidskleur te helpen.

18
Q

Wat is het arousal: cost-reward model van Piliavian?

A

Als de beloning hoger is dan de kosten zullen mensen helpen.

19
Q

Waarom helpen we sneller mensen van onze eigen groep?

A

Door de gedeelde identiteit en de gedeelde sociale normen.

20
Q

Wat is in-group favoritisme?

A

Mensen zijn eerder geneigd om anderen te helpen wanneer ze worden gezien als ingroup-leden.

21
Q

Wanneer zijn mannen het meest geneigd om te helpen?

A

Als ze een noodsituatie alleen hebben waargenomen.

22
Q

Wanneer zijn vrouwen het meest geneigd om te helpen?

A

Als ze een noodsituatie samen met andere vrouwen hebben geobserveerd.

23
Q

Wat is de sociale identiteitstheorie?

A

Identificatie met een sociale rol heeft effect op gedrag.

24
Q

Zorgt een negatieve stemming ervoor dat mensen niet gaan helpen of juist wel?

A

Het kan ook meer hulp genereren om zelf een beter gevoel te krijgen of geen schuldgevoel te hebben.

25
Q

Wordt er geholpen in een gevaarlijke noodsituatie?

A

Ja, dan is er een omgekeerd bystander effect. Hoe meer omstaanders hoe groter de kans dat iemand zal helpen.

26
Q

Wat houdt het volunteer process model van Omoto en Snyder in? (2010)

A

Zij zeggen dat het niet alleen afhangt van individuele factoren. Het model kijkt naar voorgeschiedenis, ervaringen, gevolgen van vrijwilligersgedrag.
Deze worden bekeken op verschillende analyseniveaus: individueel, interpersoonlijk, organisationeel en
maatschappelijk.

27
Q

Wat is een prosociale persoonlijkheid? (Penner)

A

Een blijvende neiging om na te denken over het welzijn en de rechten van andere mensen, ze
voelen bezorgdheid en empathie, en ze handelen op een manier die de andere ten goede komt.

28
Q

Wie stelde de Prosociale Persoonlijkheids Batterij op?

A

Penner

29
Q

Wat is de PPB?

A

Een vragenlijst om een prosociale persoonlijkheid te meten. De PBB bestaat uit 2 factoren:
1) Other-oriëntation (= gericht op de ander). Dit gaat over de empathie
2) Behulpzaamheid

30
Q

Wat is directe fitness?

A

Eigen voortplantingssucces

31
Q

Wat is indirecte fitness?

A

Reproductief succes van familieleden

32
Q

Wat is de identiteitsfusie theorie?

A

Wanneer mensen een diep gevoel van eenheid ontwikkelen met een groep zullen ze sneller aan zelfopoffering doen.