hoofdstuk 3: agressie Flashcards

1
Q

Wat is agressie?

A

Elk ongewenst gedrag dat bedoeld is om schade te berokkenen of een ander te verwonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is geweld?

A

Agressie waarbij fysiek geweld wordt gebruikt of ermee wordt bedreigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is alles wat agressie is ook geweld?

A

Neen, maar alles wat geweld is behoort wel tot agressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt geweld gemeten?

A

1) in het labo
2) via vragenlijsten
3) archiefgegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke vormen van agressie zijn er?

A
  • fysiek
  • verbaal
  • direct
  • indirect
  • instrumentaal
  • vijandig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wilt instrumentale agressie zeggen?

A

Het motief van iemand is dan om een bepaald doel te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is vijandige agressie?

A

Het primair motief hierbij is om het doelwit te schaden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 soorten verklaringen zijn er volgens de biologische benadering van agressie?

A

1) etiologie: steam boiler model
2) genetisch
3) hormonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het Steam Bioler model? (Lorenz, 1974)

A

Interne agressieve energie wordt continu geproduceerd en zal spontaan uitbarsten, tenzij het wordt vrijgegeven door een externe stimulus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk aandeel heeft genen in agressie?

A

50% wordt verklaard door genen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke hormonen spelen een rol in agressie?

A

Testosteron en cortisol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe gaan de hormoonspiegels zijn van een agressieve man?

A

Hij gaat een hoge testosteronspiegel hebben en een lage cortisol spiegel. (vluchtimpuls wordt verlaagd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij welke benadering behoort de frustratie-agressie hypothese van Miller?

A

Psychologische benadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt de frustratie-agressie hypothese in? (Miller, 1941)

A

Agressie is niet de enige maar een waarschijnlijke reactie op frustratie. <=> frustratie leidt wel tot agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het wapen-effect?

A

frustratie + aanwezigheid van een agressieve cue = meer agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het neo-associationisme van Berkowitz (1993)?

A

Niet alleen frustratie maar ook een negatief affect kan een trigger zijn voor agressief gedrag. Er zijn associaties tussen de concepten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de Excitatie-transfer theorie Zillmann? (1978)

A

Als neutrale opwinding aanwezig is in een woede-opwekkende situatie, kan de neutrale opwinding worden overgedragen op woede-gerelateerde opwinding en ten onrechte worden beschreven als woede.

18
Q

Wat is direct reinforcement?

A

Directe bekrachtiging: beloond worden voor het tonen van agressief gedrag.

19
Q

Wat is observationeel leren?

A

= indirect reinforcement, leren door imitatie. (Bobo-doll experiment)

20
Q

Wat meet de Agressie vragenlijst van Buss en Perry (1992)?

A

De individuele verschillen

21
Q

Is de karaktertrek agressie stabiel over tijd?

A

Ja

22
Q

Wat is de Vijandige attributie bias?

A

Neiging om een ambigue situatie (kan vijandig zijn of een ongeval) te interpreteren als een vijandige
bedoeling.

23
Q

Wat zijn situationele invloeden voor agressie?

A

Alcohol, hoge temperatuur en gewelddadige media-inhoud.

24
Q

Op welke manier heeft alcohol invloed op agressie?

A

Het verhoogt agressief gedrag omdat er een indirect effect is door een verminderde aandachtscapaciteit, wat een uitgebreide beoordeling van de situatie voorkomt. (attentional hypothese)

25
Q

Welke invloed heeft een hoge temperatuur op agressie?

A

Warmtehypothese: mensen voelen een ongemak door de warmte en kunnen er moeilijk aan ontsnappen, wanneer hhetkoud is kunnen mensen zichzelf daartegen beschermen.

26
Q

Waartoe kan chronische blootstelling aan gewelddadige media leiden?

A

Het kan leiden tot gewenning en minder empathie. Bij het herhaaldelijk tekenen van gewelddadige video’s vindt er een desensibilisatie plaats in de orbitofrontale cortex.

27
Q

Welke 2 schalen zijn er bij de Conflict Tactics Scale van Straus?

A

1) fysieke aanvalsschaal
2) blessureschaal

28
Q

Wat is seksuele agressie?

A

Een reeks seksuele activiteiten zonder wederzijds goedkeuring, inclusief ongewenste seksuele aandacht.

29
Q

Wat zijn risicofactoren voor seksuele agressie te plegen?

A

Kindermishandeling en alcohol.

30
Q

Wat is mobbing?

A

Pesten op het werk.

31
Q

Wat is de Catharsis hypothese?

A

Stoom aflaten om agressie te doen afnemen. (Voorbeeld: boksen of sarcastische opmerkingen maken)

(is contraproductief)

32
Q

Wanneer is straf effectief?

A
  • voldoende dreiging
  • grote kans om gepakt te worden
  • negatieve opwinding is niet te hoog
  • gedragsalternatieven beschikbaar
  • straf volgt direct
33
Q

Welke eigenschappen hebben mensen met psychopathie?

A

Interpersoonlijke:
- vrolijkheid en oppervlakkige charme
- Grootsheid
- Pathologisch liegen
- Conning/ manipuleren

Affectief:
- Ondiep affect
- Gebrek aan berouw of schuldgevoel
- Ongevoelig/gebrek aan empathie

Gedragsmatige kenmerken:
- Impulsiviteit
- Behoefte aan stimulatie/vatbaar voor verveling
- Jeugdcriminaliteit
- Crimineel gedrag

34
Q

Welke 3 theorieën over de oorsprong van psychopathie zijn er?

A
  • Evolutionaire theorie
  • Biologische theorie
  • Psychologische theorie
35
Q

Wat houdt de evolutionaire theorie over de oorsprong van psychopathie in?

A
  • een adaptieve strategie (genetische oorzaken)
  • antisociaal gedrag wordt gehandhaafd in de bevolking
36
Q

Wat houdt de biologische theorie over de oorspring van psychopathie in?

A
  • Vroege hersenschade/ structurele hersentekorten
  • Lagere grijze stofdichtheid (GMD) in orbitofrontale cortex en anterieure insula
  • Atrofie in de frontale cortex en in limbische gebieden, waaronder insula en amygdala
  • Verminderde frontocorticale hersenactiviteit bij het bekijken van empathie-opwekkende scènes
37
Q

Wat houdt de psychologische theorie over psychopathie in?

A

Slechte socialisatie en trauma:
- armoede, emotionele instabiliteit, inconsistente straffen, misbruik
- Correlatie met eerdere seksuele ervaringen

38
Q

Welk perspectief neemt de PCL-R aan over de classificatie van psychopathie?

A

Categorisch perspectief: geen psychopathie of wel psychopathie.

39
Q

Welk perspectief neemt de PPI-R aan over de classificatie van psychopathie?

A

Dimensionaal perspectief: psychopathie ligt op een continuüm.

40
Q

Worden er veel psychopathische eigenschappen verwacht van leiders?

A

Ja.