hoofdstuk 4, 5, 6 Flashcards
Corruption (Corruptie)
Uitleg: Het misbruik van macht voor persoonlijk gewin.
Military rule (Militair bewind)
Uitleg: Een regime waarin de regering bestaat uit leden van het leger, of waarin burgerleiders gecontroleerd worden door militaire leiders.
Coup d’état (Staatsgreep)
Uitleg: Een illegale machtsovername, meestal door het leger.
Ruling party (Regerende partij)
Een regime waarin één politieke partij alle macht heeft en de oppositie slechts symbolische of geen mogelijkheden krijgt om mee te doen.
Presidential monarchy (Presidentiële monarchie)
Een regime waarin een dictator president is en probeert dat voor altijd te blijven, net zoals een koning dat zou doen.
Personalism (Personalisme)
Een bestuursvorm waarin de macht vooral draait om persoonlijke relaties tussen de leiders en hun vertrouwelingen, medewerkers en volgers, in plaats van om de officiële functie zelf.
Cult of personality (Persoonlijkheidscultus)
Een systeem waarin leiders de media, propaganda en politieke instellingen gebruiken om hun macht te behouden en controle te houden over de politiek.
Absolute monarchy (Absolute monarchie)
Een regime waarin een koning of koningin alle macht heeft, en andere overheidsinstellingen bijna geen invloed hebben. Dit is anders dan in een constitutionele monarchie, waar de macht van de koning of koningin beperkt is.
Despotism (Despotisme)
Het uitoefenen van volledige macht, waarbij vaak misbruik wordt gemaakt van de positie, willekeurige beslissingen worden genomen, en intimidatie en geweld worden gebruikt om mensen bang te maken. Deze term betekent hetzelfde als dictatuur, tirannie of autocratie.
Totalitarianism (Totalitarisme)
De meest absolute vorm van regering, waarbij één leider alles bepaald, een enkel leidend ideologie en de overheid volledige controle heeft over zowel het publieke als het privéleven van mensen.
Autocratization (Autocratisering)
Dit is het proces waarbij samenlevingen steeds minder democratisch worden en meer richting onderdrukkende regimes gaan, waar mensen minder mogen meedoen in de politiek en hun mening minder vrij kunnen uiten.
Divine right (Goddelijk recht)
Het historische principe waarbij Europese koningen en koninginnen hun recht om te regeren van God krijgen, en niet van het volk.
Patronage (Patronage)
De hulp, voordelen of ondersteuning die een persoon of organisatie aan iemand anders geeft, vaak in ruil voor een politieke baan of toegang tot politieke privileges.
Coercion (Dwang)
Het inzetten van dreigementen, straffen of geweld tegen mensen of groepen om hen te dwingen iets te doen of ergens mee te stoppen.
Authoritarian regime (Autoritair regime)
Een politieke regime waarbij de macht bij een kleine groep elite ligt, er weinig ruimte is voor verschillende politieke ideeën, de regering alle macht in handen houdt, geen tegenspraak duldt, en mensenrechten worden geschonden.
Autocracy (Autocratie)
Letterlijk ‘heerschappij door één persoon’, maar in tegenstelling tot monarchie (ook ‘heerschappij door één persoon’) wordt autocratie gebruikt in de context van niet-erfelijke macht en is een synoniem voor dictatuur.
Hybrid regime (Hybride regime)
Een politiek regime dat enkele kenmerken vertoont van een democratie, maar waarvan de instellingen, processen, wetten en beleid gemanipuleerd worden om de machthebbers of elites in hun positie te houden.
Authoritarianism (Autoritarisme)
Een politiek systeem waarin een kleine groep de macht heeft, zonder dat de burgers daarover mogen meebeslissen, en waar de mensen geen gelijke rechten hebben.
Dictatorship (Dictatuur)
Het uitoefenen van volledige macht waarbij vaak misbruik wordt gemaajt van de positie, willekeurige beslissingen worden genoemen, en intimidatie en geweld worden gebruikt om mensen bang te maken.