hoofdstuk 15, 16, 17 en 18 Flashcards
State capitalism / Staatskapitalisme
Een systeem waarin de staat veel controle heeft over de economie en veel taken overneemt die normaal door de vrije markt in een kapitalistisch systeem zouden worden gedaan.
Resource curse / Grondstoffen vloek
Een situatie waarin een land met veel natuurlijke rijkdommen juist minder economische groei heeft door slecht beleid, veel corruptie en interne conflicten.
Welfare state / Welvaartsstaat
Een staat die via de wet zorgt voor degenen die in nood verkeren, zoals werklozen, armen, zieken en ouderen.
Social security / Sociale zekerheid
Een algemene term voor hulpverleningsprogramma’s die bedoeld zijn voor mensen met weinig of geen inkomen.
Welfare economics / Welvaartseconomie
Het deel van de economie dat kijkt naar hoe het verdelen van goederen en diensten invloed heeft op het welzijn van de hele samenleving..
Convergence thesis / Convergentie-these
Het idee dat rijke landen een soortgelijk economisch systeem hebben dat gebaseerd is op liberaal, pro-marktbeleid terwijl ze proberen minder geld uit te geven aan welvaart en beleid maken om meer mensen aan het werk te krijgen.
State socialism / Staats-socialisme
Het politieke systeem in ‘communistische’ landen, waar de overheid veel controle heeft over zowel de politiek als de economie.
Command economy / Geleide economie
Een economisch systeem waarin alle beslissingen over productie, aanbod en kosten worden genomen door overheidsplanners.
Communism / Communisme
Een ideologische positie die stelt dat het doel is om iedereen gelijk te maken, zonder rijke of arme klassen, waarbij de staat uiteindelijk verdwijnt omdat er geen privébezit meer is en iedereen samenwerkt voor het algemeen belang.
Class theory / Klassen theorie
Een theorie die stelt dat de klassenhiërarchie bepaald door waar ze in het productiproces staan, veel invloed heeft op hun politiek ideeën.
Capitalism / Kapitalisme
Een economisch principe dat gebaseerd is op het overlaten van zoveel mogelijk beslissingen over productie, distributie en prijzen aan de vrije markt.
Neoliberalism / Neoliberalisme
Een economische visie die teruggrijpt op het klassieke liberalisme en sinds de jaren 1980 populair is geworden bij conservatieven in veel democratische landen.
Fair trade / Eerlijke handel
Het idee dat producenten in armere landen een groter aandeel van de winst uit de verkoop van hun producten moeten ontvangen en een eerlijke prijs voor hun werk moeten krijgen.
Global financial crisis / Wereldwijde financiële crisis
De crisis die in 2007 begon door minder regels voor banken en risicovolle investeringen in de VS, en zich snel uitbreidde naar Europa.
Dependency theory / Afhankelijkheidstheorie
Een perspectief die zegt dat hulpbronnen van arme landen naar rijke landen gaan, waardoor arme landen politiek en economisch afhankelijk worden van de rijke landen.
Development / Ontwikkeling
De verbetering van het economische en sociale welzijn van mensen, gemeenschappen of staten. Vaak gebruikt in de context van armere staten.
Free trade / Vrije handel
Het verlagen of weghalen van handelsbeperkingen om een open en concurrerende markt te maken, tussen twee of meer landen.
Economic system / Economisch systeem
De manieren en organisaties waarmee een samenleving het maken, verdelen en gebruiken van goederen regelt, waarbij de overheid en de markt op verschillende manieren samenwerken.
Economics / Economie
De studie van hoe goederen en diensten worden gemaakt, verdeeld, en gebruikt.
Markets / Markten
De arena’s waarin goederen en diensten worden gekocht en verkocht, waarbij de prijzen voornamelijk worden bepaald door vraag en aanbod.
Political economy / Politieke economie
Een tak van de sociale wetenschappen die de relaties tussen de markt en de staat bestudeert.
Policy diffusion / Beleidsdiffusie
De neiging van beleidsprogramma’s om zich over landen te verspreiden.