hoofdstuk 1, 2 en 3 Flashcards
Regime:
Een politiek systeem gebaseerd op principes, regels, en manieren om beslissingen te nemen, zoals een democratisch of autoritair bestuur.
Politiek Systeem:
De interacties en instellingen die samen een regime vormen.
Autoriteit:
Het recht om te regeren. Autoriteit geeft iemand macht zolang mensen accepteren dat die persoon het recht heeft om beslissingen te nemen.
Macht
Het vermogen om bedoelde effecten te bewerkstelligen. De term wordt vaak gebruikt als een synoniem voor invloed, maar wordt ook specifieker gebruikt om te verwijzen naar meer dwingende vormen van invloed, met name het verkrijgen van wat men wil door middel van dreigementen.
Politiek:
Het proces waarmee mensen onderhandelen en concurreren om samen beslissingen te maken en uit te voeren
Bestuur (Governance):
Het proces waarin beslissingen, wetten en regels worden gemaakt, met of zonder hulp van officiële organisaties.
Eerste dimensie van macht
Wie heeft de overhand wanneer voorkeuren conflicteren?
Toepassing: Besluitvorming. Beslissingen worden genomen over kwesties waarover een waarneembaar belangenconflict bestaat.
Tweede dimensie van macht:
Wie heeft controle over de agenda? Agenda-setting staat centraal.
Voorkomen dat beslissingen worden genomen.
Derde dimensie van macht:
Mogelijke problemen worden helemaal buiten de politiek gehouden, door sociale groepen, regels of beslissingen van mensen.
Regering (Government):
De instellingen en processen waarmee samenlevingen worden bestuurd.
Institutie:
Een formele of informele organisatie of praktijk met regels en procedures, herkenbaar door langdurigheid en ingewikkelde structuur.
Theorie:
Een manier om iets te verklaren of te begrijpen, gebaseerd op veel bewijs.
Vergelijkende Politiek (Comparative Politics):
De systematische studie van bestuur en politiek in verschillende landen, waarbij de nadruk ligt op het onderzoeken van verschillen en overeenkomsten om beter inzicht te krijgen.
Uitvoerende Macht (Executive):
De uitvoerende macht is het deel van de overheid dat verantwoordelijk is voor het uitvoeren van wetten en het dagelijkse bestuur van een land. In veel landen bestaat dit uit de president, premier, ministers en andere overheidsfunctionarissen
Wetgevende Macht (Legislature):
De wetgevende macht is het deel van de overheid dat verantwoordelijk is voor het maken en goedkeuren van wetten, zoals Parlementen en Congressen,
Rechterlijke Macht (Judiciary and Courts):
Handhaven en interpreteren van de grondwet.
Voorbeelden: Hooggerechtshoven, constitutionele rechtbanken.
Bureaucratie:
Bureaucratie is een systeem waarin de overheid of organisaties dingen regelen via vaste regels en procedures.
Politieke Partijen:
Politieke partijen zijn groepen mensen met dezelfde ideeën over hoe een land bestuurd moet worden. Ze doen mee aan verkiezingen om invloed te krijgen op de regering en wetten te maken die passen bij hun visie. Politieke partijen vertegenwoordigen de stem van verschillende groepen in de samenleving.
Globalisering (Globalization):
Het proces waarbij mensen, bedrijven en regeringen uit verschillende landen steeds meer samenwerken en verbonden raken door politieke keuzes, handel, investeringen en technologie.