alle begrippen die ik MOET weten Flashcards

1
Q

Vergelijkende Politiek (Comparative Politics):

A

De systematische studie van bestuur en politiek in verschillende landen, waarbij de nadruk ligt op het onderzoeken van verschillen en overeenkomsten om beter inzicht te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Macht

A

Het vermogen om bedoelde effecten te bewerkstelligen. De term wordt vaak gebruikt als een synoniem voor invloed, maar wordt ook specifieker gebruikt om te verwijzen naar meer dwingende vormen van invloed, met name het verkrijgen van wat men wil door middel van dreigementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Censuur:

A

Het is het gebruiken van de macht van de overheid, een andere invloedrijke groep, of van bepaalde mensen om informatie te verbergen of de vrijheid van meningsuiting te beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Politiek:

A

Het proces waarmee mensen onderhandelen en concurreren om samen beslissingen te maken en uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Soevereiniteit (Sovereignty):

A

De macht om te besturen en beslissingen te maken in een land of gemeenschap, zonder dat anderen van buitenaf of binnenin invloed hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Natie (Nation):

A

een groep mensen die zich verbonden voelen door een gemeenschappelijke geschiedenis, cultuur, taal of verhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Natiestaat (Nation-state):

A

Een staat waarvan de burgers een gemeenschappelijke nationale identiteit delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nationalisme (Nationalism):

A

Het geloof dat een groep mensen met een gemeenschappelijke nationale identiteit (meestal gekenmerkt door een gedeelde cultuur en geschiedenis) het recht heeft om een onafhankelijke staat te vormen en zichzelf te besturen zonder externe inmenging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Polarisatie

A

: is het versterken van tegenstellingen tussen partijen of bevolkingsgroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ideologie

A

soort blauwdruk van hoe de samenleving er uit ziet en uit zou moeten zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Liberal democracy (Liberale democratie)

A

een vorm van indirecte democratie waarin gekozen vertegenwoordigers beslissingen nemen, terwijl de grondwet de rechten van individuen beschermt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Checks and balances (Controlemechanismen)

A

Een regeling waarbij overheidsinstellingen bevoegdheden hebben die elkaar in evenwicht houden, waardoor zij worden verplicht samen te werken om te regeren en beslissingen te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hybrid regime (Hybride regime)

A

Een politiek regime dat enkele kenmerken vertoont van een democratie, maar waarvan de instellingen, processen, wetten en beleid gemanipuleerd worden om de machthebbers of elites in hun positie te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Authoritarian regime (Autoritair regime)

A

Een politieke regime waarbij de macht bij 1 persoon of een kleine groep ligt, er weinig ruimte is voor verschillende politieke ideeën, de regering alle macht in handen houdt, geen tegenspraak duldt, en mensenrechten worden geschonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Absolute monarchy (Absolute monarchie)

A

Een regime waarin een koning of koningin alle macht heeft, en andere overheidsinstellingen bijna geen invloed hebben. Dit is anders dan in een constitutionele monarchie, waar de macht van de koning of koningin beperkt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ruling party (Regerende partij)

A

Een regime waarin één politieke partij alle macht heeft en de oppositie slechts symbolische of geen mogelijkheden krijgt om mee te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Personalism (Personalisme)

A

Een bestuursvorm waarin de macht vooral draait om persoonlijke relaties tussen de leiders en hun vertrouwelingen, medewerkers en volgers, in plaats van om de officiële functie zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Military rule (Militair regime)

A

Een militair regime is een regering die wordt geleid door het leger. In plaats van gekozen politici, hebben militaire leiders de macht in het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Totalitarianism (Totalitarisme)

A

De meest absolute vorm van regering, waarbij één leider alles bepaald, een enkel leidend ideologie en de overheid volledige controle heeft over zowel het publieke als het privéleven van mensen.

20
Q

Democratization (Democratisering)

A

Het proces waarbij samenlevingen de instellingen en processen opbouwen die nodig zijn om democratieën te worden.

21
Q

Theorie:

A

Een manier om iets te verklaren of te begrijpen, gebaseerd op veel bewijs.

22
Q

Unitary system - Eenheidsstaat

A

a
Een systeem waarin de soevereiniteit bij de nationale regering ligt, en regionale of lokale eenheden weinig onafhankelijke bevoegdheden hebben.

23
Q

Federal system - Federaal systeem

A

Een systeem waarin de soevereiniteit wordt gedeeld tussen twee of meer bestuursniveaus, elk met onafhankelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ook bekend als een federatie.

24
Q

Uitvoerende Macht (Executive):

A

De uitvoerende macht is het deel van de overheid dat verantwoordelijk is voor het uitvoeren van wetten en het dagelijkse bestuur van een land. In veel landen bestaat dit uit de president, premier, ministers en andere overheidsfunctionarissen

25
Q

Wetgevende Macht (Legislature):

A

De wetgevende macht is het deel van de overheid dat verantwoordelijk is voor het maken en goedkeuren van wetten, zoals Parlementen en Congressen,

26
Q

Rechterlijke Macht (Judiciary and Courts):

A

Het deel van de overheid wat er voor zorgt dat de wetten worden nageleefd zoals de Hooggerechtshoven, constitutionele rechtbanken.

27
Q

Semi-presidential executive (Semi-presidentieel stelsel)

A

Een systeem waarin een gekozen president samenwerkt met een benoemde premier, terwijl het parlement apart wordt gekozen.

28
Q

Presidential executive (Presidentieel uitvoerend stelsel)

A

president is direct gekozen onafhankelijk van het parlement en de president heeft het eigen mandaat. President is regeringsleider en staatshoofd

29
Q

Parliamentary executive (Parlementair uitvoerend stelsel)

A

Regering komt voort uit het parlement. Uitvoerende macht is onafhankelijk van de wetgevende macht.

30
Q

Bureaucracy (Bureaucratie)

A

Bureaucratie is een systeem van organisatie binnen de overheid of grote instellingen, waarbij er veel regels, procedures en hiërarchieën zijn om alles goed te laten verlopen.

31
Q

Capitalism / Kapitalisme

A

Een economisch principe dat gebaseerd is op het overlaten van zoveel mogelijk beslissingen over productie, distributie en prijzen aan de vrije markt.

32
Q

Neoliberalism / Neoliberalisme

A

Een economische visie die teruggrijpt op het klassieke liberalisme en sinds de jaren 1980 populair is geworden bij conservatieven in veel democratische landen.

33
Q

politiek

A

Het proces waarmee mensen onderhandelen en concurreren om samen beslissingen te maken en uit te voeren

34
Q

Regering

A

De Koning en de ministers vormen samen de regering.

35
Q

Parlement

A

Het parlement bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer.

36
Q

nativisme

A

beleid dat belang van imheense bevolking bevorderd boven dat van immigrantrn

37
Q

theocratie

A

religieuze leiders hebben de politieke macht

38
Q

gezag

A

macht die als legitiem wordt beschouwd

39
Q

Rational model / Rationeel model

A

Een manier om beleid te begrijpen die gericht is op het vinden van de beste en meest effectieve manieren om specifieke doelen te bereiken.

40
Q

Incremental model / Incrementeel model

A

Een manier van beleid maken waarbij beleid stap voor stap verandert na overleg met verschillende belangengroepen.

41
Q

garbage can model

A

beleidsvorming is een grote chaos iedereen betrokken maar niemand kent elkaar

42
Q

Cartel party (kartelpartij)

A

Een dominante partij die haar macht in de politiek gebruikt om de regels te bepalen, zoals publieke financiering, waardoor ze haar sterke positie nog verder versterkt.

43
Q

Interest group (belangengroep)

A

Een organisatie die buiten de overheid opereert om invloed uit te oefenen op het publieke beleid.

44
Q

Civil society (maatschappelijk middenveld)

A

De plek buiten de overheid waar mensen samenkomen om gemeenschappelijke problemen te bespreken en op te lossen

45
Q

Promotional group (promotiegroep)

A

Een belangengroep die zich inzet voor grotere onderwerpen en doelen dan groepen die specifieke belangen beschermen, en waar iedereen lid van kan worden.

46
Q

Protective group (beschermende groep)

A

Een belangengroep die speciale voordelen wil voor haar leden en een voorkeursbehandeling krijgt van de overheid.

47
Q

kaderpartij

A

een partij bestaand uit vooral elite die sterk gefocust zijn op leiderschap