hoofdstuk 4 Flashcards
social cognition
de studie van hoe we sociale informatie verwerken met behulp van een combinatie van logica en intuïtie
dual processing
het vermogen om informatie te verwerken met behulp van zowel intuïtie als logica
intuition
het vermogen om iets snel en automatisch te weten; een ‘onderbuikgevoel’ dat weinig mentale inspanning kost
logic
het vermogen om reden te gebruiken, systematisch te denken en zorgvuldig bewijsmateriaal te overwegen bij het nemen van een beslissing
cognitive load
de hoeveelheid informatie en denken die we in één keer aankunnen
cognitive load shifting
wanneer we zo nodig soepel heen en weer kunnen schakelen tussen intuïtie en logica
memory structures (mental structures)
cognitieve kaders die ons helpen sociale informatie te organiseren en te interpreteren. Ze omvatten schema’s, scripts en stereotypen.
script
een geheugenstructuur die verwachtingen vormt over hoe bepaalde sociale gebeurtenissen zullen plaatsvinden
stereotype
een geheugenstructuur die ervan uitgaat dat iedereen in een bepaalde groep dezelfde kenmerken deelt
cognitive miser
de neiging van mensen om mentale kortere wegen te nemen om de cognitieve belasting te minimaliseren
satisficing
beslissingen nemen die ‘goed genoeg’ zijn om cognitieve overbelasting te voorkomen
maximizer
een hoge cognitieve belasting uitoefenen bij het nemen van beslissingen door elke optie uitputtend te onderzoeken
magical thinking
overtuigingen of percepties die niet kloppen met de werkelijkheid, zoals contrafeitelijk denken, optimistische vooringenomenheid en de planningsfout
counterfactual thinking
de neiging om alternatieve feiten of gebeurtenissen voor te stellen die tot een andere toekomst zouden hebben geleid: beeldvorming van ‘wat zou kunnen hebben’.
downward counterfactuals
ingebeelde uitkomsten die erger zijn dan de werkelijkheid; ze kunnen geruststellend zijn nadat er iets mis is gegaan
upward counterfactuals
ingebeelde resultaten die beter zijn dan de werkelijkheid; ze kunnen ons helpen om van fouten te leren
optimistic bias
de onrealistische verwachting dat het goed zal komen
planning fallacy
het ongerechtvaardigde vertrouwen dat het eigen project, in tegenstelling tot vergelijkbare projecten, zal verlopen zoals gepland
principle of parsimony
de neiging van individuen, vooral wetenschappers, om de voorkeur te geven aan het eenvoudigste antwoord dat het meeste bewijs verklaart
mental accessibility
het gemak waarmee een idee in je opkomt
semantic network
een verzameling of mentale concepten die verbonden zijn door gemeenschappelijke kenmerken
priming
initiële activering van een concept binnen een semantisch netwerk waardoor verwante ideeën gemakkelijker in je opkomen
algorithm
een systematische, logische, maar soms trage manier van zoeken naar een oplossing voor een probleem of vraag
heuristic
elke mentale kortere weg die het gemakkelijker maakt om moeilijke problemen op te lossen.
Hoewel ze snel zijn, kunnen deze snelkoppelingen soms tot fouten leiden