hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

self awareness (self-recognition)

A

het begrijpen dat we een aparte entiteit zijn van andere mensen en objecten in onze wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe ontdekte Charles Darwin self awareness

A

hij gebruikte een natuurlijke observatie van william, zijn eerste zoon. hij observeerde de imitatie van het kind en interpreteerde dit als een vroeg signaal van self-awareness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mirror self-recognition test

A

er wordt een stip op een dier zijn voorhoofd geplaats en dan staat het dier voor de spiegel. self awareness is waarschijnlijk als het dier het stip aanraakt voor de spiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

self-concept

A

de persoonlijke samenvatting van wie we zijn, inclusief onze positieve en negatieve kwaliteiten, relaties met anderen, groepen en overtuigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

schemas

A

een mentale structuur voor het organiseren van de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

self-schema

A

een mentale structuur dat onze percepties over self-relevante informatie samenvat en organiseert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

social comparison theory

A

we beoordelen wie we zijn door onze manier van denken of handelen te vergelijken met de mensen om ons heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

upward social comparison

A

wanneer we onszelf vergelijken met iemand die beter is dan jijzelf, vaak om beter te worden in iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

downward social comparison

A

wanneer we onszelf vergelijken met iemand die slechter is dan ons, om je zelf beter te voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar staat W.I.D.E. voor

A

Who - we evalueren onze kwaliteiten automatisch door jezelf te vergelijken met anderen.
Interpretation - hoe je sociale vergelijking interpreteert beïnvloedt je self-concept
Direction - de richting van je sociale vergelijking beïnvloedt je self-concept, dus de upward of downward comparison
Esteem - het beschermen van je self-esteem beïnvloedt je self-concept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat stelde Tajfel voor dat de self samengesteld is uit twee categorieën

A
  1. persoonlijke karakteristieken (serieus, grappig of lang)
  2. sociale rol karakteristieken (een Amerikaan, student)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

social identity theory

A

ons self-concept is samengesteld uit twee delen: een persoonlijke identiteit en een sociale identiteit vanuit de groepen en culturen waarmee je omgaat en in leeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

independent self

A

een self-concept vooral gebaseerd op interne, persoonlijke kwaliteiten (vooral westers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

indivualistic

A

een term voor culturen die het zelf, onafhankelijkheid en persoonlijk succes benadrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

interdependent self

A

een self concept vooral gebaseerd op sociale kwaliteiten, groepen en relaties met anderen (Oosterse en Aziatische culturen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

collectivistic

A

term voor culturen die grotere sociale groepen, interdependent en familie belangrijk vinden

17
Q

self perception theorie

A

het idee dat we ons self concept vormen door middel van het observeren van ons eigen gedrag en dan interfereren met onze motivaties, attitudes, waarden en eigenschappen

18
Q

wat zijn de drie ‘selves’

A
  1. de actual self - de persoon waarvan we denken die we nu zijn
  2. de ideal self - de persoon die we hopen te worden in de toekomst
  3. de ought self - we weten wat andere mensen in ons leven voor ons willen. Dus de persoon waarvan we denken dat andere mensen willen dat we dat zijn.
19
Q

self-discrepancy

A

wanneer er een mismatch is tussen een individu zijn actual, ideal en ought self.

20
Q

self expansion theory

A

het idee dat de intieme relaties kunnen betrekken op een manier om ons self-concept te laten groeien en te verbeteren

21
Q

inclusion of the other in the self (IOS) scale

A

een schaal die gebruikt wordt op psychologische inclusie van anderen te meten in het self-concept met een serie van progressief overlappende cirkels

22
Q

self presentation theory

A

het idee dat we ons strategisch voorstellen om je een goede invloed achter te laten op andere mensen

23
Q

impression management

A

wanneer we bewust bezig zijn met gedrag die tot een gewenste uitkomst leid en dat andere ons leuk vinden

24
Q

wat zijn drie impression management technieken?

A
  1. ingratiation - zich bezighouden met gedrag dat specifiek is ontworpen om iemand te vleien en te beïnvloeden.
  2. self-enchancement - uitspraken doen over hoe uw prestaties beter of frequenter zijn dan ze in werkelijkheid zijn, is een manier om uzelf te promoten
  3. conspicuous consumption - producten kopen om te laten zien hoe succesvol zijn
25
Q

self-monitoring

A

het vermogen van individuen om hun eigen gedrag in verschillende situaties strategisch op te merken en aan te passen

26
Q

collective self-esteem

A

onze evaluatie van de waarde van onze sociale groep

27
Q

basking in reflected glory (BIRGing)

A

een methode van zelfverbetering die is aangesloten bij een in-groep wanneer die groep succesvol is geweest

28
Q

optimal margin theory

A

lichte verdraaiingen van de werkelijkheid kunnen het psychisch welzijn verbeteren

29
Q

positive illusions

A

een onrealistisch optimisme over de toekomst en een opgeblazen weergave van een self-concept

30
Q

welke drie soorten types van positieve illusies zijn er

A
  1. vasthouden aan de overtuiging dat we ons eigen leven meer kunnen beheersen dan we kunnen (controleren)
  2. geloven in een onrealistisch optimistische kijk op de toekomst (optimisme)
  3. betekenis ontdekken in kritieke levensgebeurtenissen, zoals sterfgeval (betekenis)
31
Q

subjective age

A

hoe oud individuen zich voelen, in plaats van hun eigen leeftijd

32
Q

self-serving cognitive biases

A

mentale vervormingen die ons zelfbeeld versterken, waardoor we beter lijken dan we in werkelijkheid zijn

33
Q

better than average effect

A

een vorm van cognitieve bias waarbij mensen denken dat ze beter zijn dan een doorsnee persoon, ook al is het statistisch gezien onmogelijk dat iedereen “beter dan gemiddeld” is

34
Q

self-esteem

A

onze subjectieve, persoonlijke evaluatie van ons zelfbeeld; of we gelukkig zijn met wie we zijn

35
Q

narcissism

A

overmatige eigenliefde gebaseerd op de overtuiging dat de een beter is dan de ander

36
Q

self-efficacy

A

vertrouwen in uw vermogen om een specifieke taak uit te voeren of een bepaald doel te bereiken

37
Q

self compassion

A

een oriëntatie om voor jezelf te zorgen in tijden van mislukking of lijden