Hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Wat zijn volgorde effecten?

A

De volgorde waarop we informatie binnenkrijgen, heeft invloed op hoe we het onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het primacy effect?

A

Aan het begin van een reeks onthoud je het beter, er is een grotere kans dat het in je LTG komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het recency effect?

A

Aan het einde van een reeks onthoud je het beter, er is een grotere kans dat het in je KTG komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is negativiteitsbias?

A

Het op zoek gaan naar negatieve informatie, is evolutionair relevant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is spin framing?

A

Iets op een positieve manier presenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke studie deden Willis en Todorov? Wat was de conclusie?

A

Een studie naar hoe snel we een indruk vormen over mensen. Bij 100, 500 en 1000ms hadden mensen hetzelfde oordeel. Hoe langer, hoe zekerder ze er van waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke studie deed Snyder? Wat was de conclusie?

A

Onderzoek naar de selffulfilling prophecy met foto van degene met wie je gaat bellen. Bij een aantrekkelijke vrouw waren ze beide vriendelijk. Bij een onaantrekkelijke vrouw was de man afstandelijker en was het gesprek onaangenamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belief perseverance?

A

Je eerste oordeel blijft hangen, zelfs bij nieuwe informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het halo-effect?

A

Iemand die mooi is, zal ook andere goede kwaliteiten hebben. We zijn aardiger tegen mooie mensen, en ze hebben vaan ook meer succes in het leven, de politiek en op het werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de nature en nurture effecten op het halo-effect?

A

Baby’s kijken al vanaf de geboorte liever naar mooie mensen, maar het wordt ook bevestigd door de media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke opvatting had Darwin over emoties?

A

Er zijn 6 universele emoties die we kunnen encoderen en decoderen. Angst, woede, walging, verrassing, verdriet en blijdschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn manifestatieregels?

A

Regels over welke emoties je mag uiten, en op welke manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het encoderen en decoderen van emoties?

A

Encoderen is het uitdrukken, decoderen is het herkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is attributie?

A

Toewijzing van de oorzaak van gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is interne attributie?

A

Gedrag toeschrijven aan de eigenschappen van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is externe attributie?

A

Gedrag toeschrijven aan de situatie waarin een persoon zich bevindt

17
Q

Wat is experimenter-bias?

A

Je hypothese beïnvloedt hoe je naar een situatie kijkt, wat je conclusie beïnvloedt en je hypothese bevestigt

18
Q

Hoe los je de experimenter-bias op?

A

D.m.v. een dubbelblind procedure. De onderzoeker en proefpersoon weten beide niet in welke conditie de proefpersoon zit

19
Q

Wat is het covariatie model? Wanneer maak je interne en externe attributie?

A

Voor objectief onderzoek moet je kijken naar de consensus (schreeuwen andere mensen ook naar haar?), onderscheidend vermogen (schreeuwt deze persoon naar iedereen of alleen naar haar?) en consistentie (schreeuwt hij alleen naar haar in deze situatie of ook in andere situaties?)

Je maakt interne attributie als als de consensus en onderscheidend vermogen laag zijn.
Je maakt externe attributie als alle 3 hoog zijn

20
Q

Wat is de zelfdienende attributie?

A

Je bent erg vergevingsgezind over je eigen gedrag. Goed gedrag attribueer je intern, slecht gedrag juist extern. Zo bescherm je je ego

21
Q

Wat is fundamentele attributie?

A

Slecht gedrag van anderen toeschrijven aan de persoon, in plaats van de situatie

22
Q

Wat is perceptuele saillantie?

A

De persoon valt meer op dan de situatie, daarom attribueren we vaak meer intern

23
Q

Welke studie deden Taylor en Fiske? Wat was de conclusie?

A

Er waren 2 mensen in gesprek, 6 mensen houden allemaal iemand anders (of allebei) in de gaten. Naar wie je keek beïnvloedde wie je dacht dat het meeste invloed had op het gesprek = perceptuele saillantie

24
Q

Wat is geloof in een rechtvaardige wereld? Waar leidt dit toe? Waarom doen we dit?

A

Het geloof dat goede dingen gebeuren bij goede mensen, en slechte dingen gebeuren bij slechte mensen. Zorgt voor victim-blaming. Dit voelt veiliger voor ons

25
Q

Wat is het actor-observer verschil?

A

Degene die het gedrag vertoont, en degene die het observeert interpreteren het beide op een andere manier, en attribueren het gedrag ook anders.

26
Q

Wat is sociale perceptie?

A

Hoe we indrukken vormen van mensen en bedenken waarom ze zich op een bepaalde manier gedragen

27
Q

Hoe interpreteren mensen cross-cultureel emoties?

A

Mensen zijn beter in het herkennen van emoties in mensen van hun eigen ‘ras’, en Westerse mensen hebben stuggere grenzen tussen verschillende emoties

28
Q

Wat is een voorgestelde extra universele emotie?

A

Trots

29
Q

Wat zijn affect blends?

A

Wanneer je meerdere emoties tegelijkertijd vertoont

30
Q

Wat zijn emblemen?

A

Nonverbale gebaren, zoals duimpje omhoog

31
Q

Wat is thin-slicing? Is het betrouwbaar?

A

Een oordeel vellen over iemand op basis van een extreem korte ervaring. Deze oordelen zijn ongeveer hetzelfde als die van iemand met een meer ervaringen

32
Q

Naar welke van de 3 soorten informatie van het covariatie model kijken mensen het minst?

A

Consensus informatie

33
Q

Wat is een andere term voor de fundamentele attributie?

A

Correspondence bias

34
Q

Wat is het twee-strapsattributie proces?

A

We maken eerst een interne attributie, daarna stellen we deze soms bij om de situatie er meer bij te betrekken

35
Q

Wat is de bias blind spot?

A

We gaan er van uit dat andere mensen eerder attributiefouten maken dan wij zelf