Hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Wat is sociale cognitie?

A

Hoe mensen over zichzelf en de sociale wereld denken. Hoe ze informatie interpreteren, selecteren, onthouden en beoordelen. En hoe ze die informatie gebruiken om te oordelen en beslissingen te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een schema?

A

Een overkoepelende bundel informatie over een onderwerp of persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is een schema chronisch?

A

Als die erg belangrijk is voor je

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de white-bear effect?

A

Wanneer je een gedachte probeert te onderdrukken, wordt een schema juist wel geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet priming?

A

Het stuurt je perceptie waardoor een schema sneller geactiveerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is confirmation bias?

A

Het zoeken naar informatie die ons gelijk bewijst, en de rest negeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de selffulfilling prophecy?

A

Wanneer je op een bepaalde manier denkt, gedraag je je op een bepaalde manier, en komt je verwachting uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is gecontroleerd denken? Wanneer gebruiken we het?

A

Langzame, bewuste en zorgvuldige verwerking van informatie. Gebruiken we wanneer we een goede keuze willen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is automatisch denken? Wanneer gebruiken we het?

A

Automatisch, snel, intuïtief en “gedachteloos” denken. Gaat vaak onbewust. Gebruiken we als we vrolijk zijn of het niet belangrijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manier beïnvloedt cultuur hoe we dingen bekijken?

A

Westerse culturen kijken analytisch naar dingen, Aziatische culturen kijken holistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een beoordelingsheuristiek?

A

Een mentale shortcut die ons snel en efficiënt beslissingen laat nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de beschikbaarheidsheuristiek? Wat is hier een voorbeeld van?

A

Je oordeel baseren op hoe snel je iets herinnert. Voorbeeld: je krijgt veel nieuws over vliegongelukken terwijl dat zeldzaam is, toch vaker vliegangst dan autoangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de representatieheuristiek?

A

Je vergelijkt iets/iemand met een typisch geval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn illusionaire correlaties, en waarom zien we die?

A

Verbanden die er helemaal niet zijn. Omdat we graag controle hebben over het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de illusie van controle?

A

Het onterechte idee dat we invloed hebben op bepaalde gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is contrafeitelijk denken?

A

De gedachte aan dat iets beter had kunnen zijn als je dat ene ding anders gedaan had

16
Q

Wat voor invloed heeft de toegankelijkheid van schema’s?

A

Hoe toegankelijker een schema, hoe eerder je hem gebruikt om de sociale wereld mee te beoordelen

17
Q

Hoe kan een schema toegankelijk worden?

A

Sommige schema’s zijn altijd toegankelijk, andere alleen als ze gerelateerd zijn aan een doel of door een recente gebeurtenis

18
Q

Wat zijn de voorwaarden voor een stimuli om een prime te zijn?

A

Het moet toegankelijk en relevant zijn

19
Q

Wie deden de studie over de selffulfilling prophecy in scholen?

A

Rosenthal en Jacobson

20
Q

Wat is de conclusie uit het onderzoek van Rosenthal en Jacobson?

A

Als een docent denkt dat een student gifted is, zal die student meer verbetering boeken omdat de docent de student onbewust anders behandelt

21
Q

Waarom kunnen fysieke sensaties een prime zijn?

A

Ze kunnen je herinneren aan een metafoor wat gaat over een oordeel

22
Q

Wat is base-rate information?

A

Informatie over de hoe vaak iets werkelijk voorkomt in de populatie

23
Q

Wat is het Barnum-effect?

A

Wanneer een statement erg vaag is, kan iedereen er wel iets in herkennen over zichzelf

24
Q

Wat is analytisch denken?

A

Een manier van denken waarbij je focust op de eigenschappen van de objecten, en niet “the big picture”

25
Q

Wat is holistisch denken?

A

Een manier van denken waarbij je focust op “the big picture” en hoe objecten zich tot elkaar verhouden.

26
Q

Wat is een mogelijke verklaring voor de verschillende manieren van denken in verschillende culturen?

A

Filosofische opvattingen of de drukke/rustige leefomgeving

27
Q

Wat is communicatie-ondersteuning/facilitated communication?

A

Er is een facilitator die mensen helpt met communiceren. Dit bleek ineffectief omdat de facilitator het typen deed ipv degene die geholpen zou moeten worden.

28
Q

Wat is de planningsfout?

A

Te optimistisch zijn over hoe snel je iets af kan krijgen

29
Q

Wat kan helpen tegen de planningsfout?

A

Expliciet gevraagd worden rekening te houden met hoe snel het de vorige keer ging of statistiek lessen