hoofdstuk 3: kleuropbreng Flashcards
1
Q
kleuropbreng gebeurt via:
kleurstof is een?
pigmenten toevoegen:
A
verven/ bedrukken/ fixeren/spoelen/ drogen
kleurstof is een cellulosevezel
pigmenten moeten met bindmiddel worden aangebracht op de vezel
2
Q
echtheden
worden vernoemd naar?
A
echtheidseigenschappen worden genoemd naar de invloeden op kleurstof
3
Q
aanverven cellulosevezels
directe/ substantieve kleurstoffen (direct dye)
A
- oplosbaar in water
- grote affiniteit voor cellulose
- H bruggen tussen kleurstof en vezel = zwakke binding
- gemakkelijk aan te wenden
- put uit met NaCI -> alle kleurstoffen uit bed trekken naar grondstof -> zout
- relatief goedkoop
- relatief levendige tinten
- ruim kleurenspectrum
- geen goede natechtheden, goede lichtechtheden
- veel bij (goedkope) tshirts
4
Q
kuipkleurstoffen (vat dye)
A
- onoplosbaar in water
- onoplosbaar maken door verkuiping -> reductie van kleurstof in alkalisch midden + na aanverving oxidatie
- koud, warm of heetvervend
- kokend wassen na discontinu aanverven -> definitieve kleur
- doffe tinten
- zeer goede echtheden
- veel bij werkkledij maar in doffe kleuren
5
Q
zwavelkleurstoffen
A
- onoplosbaar in water
- reductie niet in alkalisch midden maar met natriumsulfide
- verkort verfproces mogelijk
- doffe tinten
- goedkope kleurstof, ecologisch niet zo gunstig -> zwavel nodig
- minder goede echtheden dan kuipkleurstoffen
- veel bij goedkope werkkledij
6
Q
reactieve kleurstoffen
A
- reactieve groep vormt covalente binding met cellulosevezel
- oplosbaar in water maar ook sterk fixeren door toevoeging van alkali want er komt zuur vrij
- laag & hoogactieve soort
- spoelen en kokend wassen -> afvalwater moeilijk te zuiveren
- levendige kleuren+ ruim kleurengamma
- goede wasechtheid, waterechtheid en wrijfechtheid
- chloorectheid niet zo goed
- lichtechtheid minder dan direct kleurstoffen
- aan de dure kant
- artikelen die veel gewassen moeten worden
7
Q
indigosolkleurstoffen of leuko- esters
A
- kuipkleurstof -> gestabiliseerd in hun gereduceerde vorm
- na verven oxidatie om juiste kleur te bekomen
- pastelkleuren zijn duur
- echtheden zoals bij kuipkleurstoffen
8
Q
zure kleurstoffen
A
- affiniteit voor NH2 groep
- bad put uit door toevoeging zuren
- grote kleurstofmoleculen = betere echtheden & minder goed egaliserend
- gemiddelde natechtheden, goede wrijfechtheid
- goed voor tapijt uit wol, zijde en PA
9
Q
metaalcomplexe kleurstoffen
A
vroeger = chroomkleurstoffen
nu = metaalcomplex
- doffe kleuren
- ecologisch niet gunstig
- betere natechtheden dan zure kleurstoffen
10
Q
dispersiekleurstoffen
A
- kleine kleurstofmolecule
- fijne dispersie in waterig milieu
- lossen op in de vezel
- discontinu HT- verven of met carriers bij kooktemperatuur/ continu met thermosoleren
- matige echtheden -> zwakke binding
- sommige dispersiekleurstoffen migreren = allergie veroorzaken
11
Q
aanverven PA
A
- zure kleurstoffen
- metaalcomplexe kleurstoffen
- basische kleurstoffen: niet superveel gebruikt; goedkoop, goede echtheden, bij gemodificeerde PA
- dispersie kleurstoffen
12
Q
differential dyeing van PA
A
- wanneer PA geverfd word met zure kleurstoffen
- toegepast op getuft tapijt van bobijnen met verschillende gemodificeerde PA- garens
- gespikkeld kleureffect
13
Q
aanverfen PP
A
- alleen kleuren id massa
- hydrofoob
14
Q
aanverven PAC
A
- basische kleurstoffen
- dispersiekleurstoffen
