Hoofdstuk 23 (p 635-650) Flashcards

de ontwikkeling van de hersenen uitleggen

1
Q

op welke drie manieren kan er worden gekeken naar gedragsveranderingen die ontstaan uit neurologisch functioneren?

A
  • rijping van het zenuwstelsel. terwijl de hersenen zich ontwikkelen wordt er nieuw gedrag waarneembaar
  • eerst kijken naar het gedrag en dan naar de rijping van de hersenen. bijvoorbeeld: als een kind leert praten verwachten we dat er ook iets verandert in de hersenen.
  • factoren bestuderen die hersenen EN gedrag beïnvloeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de stadia van de hersen ontwikkeling?

A
  1. Geboorte van cellen: deling van stamcellen, produceren neuronen en gliacellen
  2. cel migratie; door gliacellen naar hun locatie
  3. cel differentiatie
  4. cel rijping: groei van axonen en dendrieten (o.a. zodat synapsen zich kunnen vormen)
  5. synaptogenesis
  6. cell dood en synaptische pruning
  7. myelogenesis (vorming van myeline)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar wordt myelinesatie gebruikt als een ruwe index voor neurale rijping?

A

normaal volwassen functioneren vindt pas plaats als de myelinisatie compleet is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar wordt het brein in de adolescentie door gekenmerkt? en waar is het kwetsbaar voor?

A

snelle synaptische pruningen het groeien van verbindingen (vooral verbonden met de prefrontale cortex). kwetsbaar voor begin van mentale stoornissen. staat ook in verband met de puber hormonen en de stressvolle psychosociale factoren. Hersen erg plastisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat gebeurt er met de grijze en witte stof in de hersenen als je ouder wordt.

A

wit neemt toe, grijs neemt af (door o.a. pruning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe zit adhd in de hersenen?

A

minder valume in de prefrontale cortex, dus daarmee ook een vertraging in synaptische pruning die dat kenmerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat probeerde piaget?

A

verschillende stadia van cognitieve ontwikkeling bij kinderen identificeren (object permanentie, vloeistof permanentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de stadia van piaget

A
  1. sensomotorsich - zintuigen en handelingen
  2. preoperationeel - woorden en beelden maar gebrek aan logisch denken.
  3. concreet operationeel - logisch over concrete gebeurtenissen, snapt analogie
  4. formeel operationeel - abstract redeneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

als de hersenen groeien, groeien het aantal neuronen dan ook?

A

nee, komt waarschijnlijk door toename van gliacellen en synapsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de eerste vier hersen groeispurten lopen samen met de 4 stadia die P beschrijft.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat betekent het als een kind een taak wel kan maken en de andere niet?

A

dat de taken blijkbaar verschillende gebieden gebruiken die op verschillende tempos ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly