Hoofdstuk 1 (p 17-21) Flashcards

aangeven hoe het zenuwstelsel is georganiseerd en functioneert

1
Q

wat is de neuronen theorie?

A

het idee dat de eenheid van hersenstructuren en functie ligt in de zenuwcel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn drie kenmerken van neuronen?

A
  1. discreet, hebben interactie met elkaar maar zijn niet fysiek verbonden
  2. ze steuren elektrische signalen met een chemische basis
  3. ze gebruiken chemische signalen om met elkaar te communiceren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verschil tussen neuronen en glia cellen?

A

neuronen produceren gedrag en medieren de plasticiteit van de hersenen, waardoor we ons kunnen aanpassen. Glia cellen helpen de neuronen. Ze houden bijvoorbeeld de neuronen samen, geven de juiste voedingsstoffen en verwijderen afval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe ziet een neuroon eruit?

A

cellichaam, dendrieten, axonen,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat was het verschil in opvatting tussen Golgi en Cajal (silver staining technique om neuronen te bestuderen)

A

Golgi: neuronen zijn een netwerk, holistisch.
Cajal: neuronen zijn autonoom, bieden een basis voor functionele lateralisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat toonde de studie van Fritsch en Hitzig (1960) aan? en hoe?

A

dat de informatie stroom in de hersenen een elektrische basis heeft. Bepaalde (selectieve) elektrische stimulatie van de de cortex produceerde bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat deed Bartholow?

A

was de eerste die dit experiment op een mens probeerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is TMS

A

transcranial magnetic stimulation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom kregen Hodgkin en Huxley een Nobel prize?

A

ze hadden onderzoek gedaan waarin werd uitgelegddat neuronen korte elektrische signalen maken die dan door de axon ‘reizen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat concludeerde Sherington?

A

het bestaan van synapsen, er zat geen directe verbinding tussen de neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat toonde Loewi aan?

A

dat chemicalien de boodschappen door de synaps brachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat concludeerde Hebb?

A

dat vernieuwde en versterkte verbindingen (ook wel Hebb of plastic synaps) de structurele basis waren van geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat wordt er mee bedoeld dat onze identiteit berust op een dynamische structuur?

A

de hersenen zijn plastisch en voortdurend aan het veranderen. met alles wat je doet en leert creëer je en versterk je bestaande synapsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly