Hoofdstuk 1 (p 1-17 & 22-26) Flashcards

ontwikkelingen op het gebied van de hedendaagse neuropsychologie, haar achtergronden, geschiedenis en onderzoeksmethoden weergeven

1
Q

wat is een TBI en bij wie komt dit het meeste voor?

A

hersen letsel dat het gevolg is van een ongeval of trauma, dus van buitenaf. Komt het meeste voor bij kinderen onder 6, jong volwassenen en mensen boven de 65.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is executief functioneren?

A

Executieve functies horen bij het denkvermogen. Het zijn hogere denkprocessen die nodig zijn om activiteiten te plannen en aan te sturen. cognitieve, emotionele en motivationele processen, zoals plannen, impulsbeheersing en doelgericht handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het doel van neuropsychologie?

A

kijken naar de relatie tussen het functioneren van de hersenen en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke twee theorieën beïnvloeden np?

A
  • de brain theory –> de hersenen zijn de oorsprong van gedrag
  • de neuron theory –> de eenheid van de hersenstructuur en functie is de neuron.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn hersenen?

A

weefsel in de schedel (cranium). dit weefsel is verdeeld in twee hemisferen. links bestuurt rechts, en rechts bestuurt links.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is cerebrospinal fluit?

A

ruggenmergsvocht. is een soort kussen voor de hersenen, en helpt bij het afscheiden van metabole afvalstoffen. Metabole afvalstoffen of uitscheidingsproducten zijn stoffen die zijn overgebleven van metabole processen die niet door het organisme kunnen worden gebruikt en die daarom moeten worden uitgescheiden. Dit omvat stikstofverbindingen, water, CO₂, fosfaten, sulfaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de (cerebrale) cortex

A

De cortex is de buitenste laag van de grote hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn gyri?

A

hersenwindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de sulci?

A

Een sulcus is in de neuroanatomie een gleuf of groeve in de sterk gevouwen hersenschors. Zij worden afgewisseld met gyri, of windingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn fissuren?

A

Grote sulci.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doen de fissura longitudinalis en de fissura lateralis?

A

Long: verdeeld de twee hemisferen
lateraal: verdeeld elke hemisfeer door de helft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

temporale kwab

A

zijn betrokken bij het gehoor, het verbale geheugen en de taalfuncties, en ook bij visuele herkenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

frontaal kwab (prefrontale cortex)

A

Dit deel ligt direct achter het voorhoofd en is verantwoordelijk voor cognitieve, emotionele en motivationele processen, zoals plannen, impulsbeheersing en doelgericht handelen. Dit worden ook wel de executieve functies genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

parietaal kwab

A

Dit deel van de schors is betrokken bij zintuiglijke en cognitieve functies, zoals aandacht, ruimtelijk inzicht, lezen en rekenen. Het voorste gedeelte van de pariëtaalkwab ontvangt zintuiglijke informatie van de thalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

occipital kwab

A

ontvangen en verwerken visuele informatie –> bevatten gebieden die helpen vorm en kleuren waar te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar is de hersenstam aan verbonden?

A

De hersenstam of truncus cerebri verbindt het prosencephalon (de grote hersenen en de tussenhersenen) met de kleine hersenen en het ruggenmerg. De hersenstam bestuurt belangrijke levensfuncties als temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

op welke gebieden is het drie delige brein (cortex, hersenstam en ruggenmerg) conceptueel bruikbaar?

A
  • evolutioneel: dieren met alleen ruggenmerg gingen vooraf aan die met een hersenstam, die weer vooraf gingen aan die met een cortex.
  • anatomisch: prenataal vormt de ruggenmerg voor de hersenstam en die vormt weer voor de cortex.
  • functioneel: de cortex bemiddelt cognitieve functies, de hersenstam regulerende functies en de ruggenmerg stuurt sensorische informatie naar de hersenen, en laat de spieren bewegen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de CNS?

A

de hersenen en het ruggenmerg samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is het verschil tussen de CNS en PNS

A

het weefsel van het PNS herstelt na beschadiging, dit gebeurt niet bij de CNS.
Sensibele zenuwen geven zintuiglijke waarnemingen door aan de hersenen, zoals bijvoorbeeld warmte of kou. Het perifere zenuwstelsel vormt dus de verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en het lichaam. Het zorgt ervoor dat informatie van de organen, zintuigen en spieren bij het centrale zenuwstelsel komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

drie klassieke thoerieen

A
  • metalisme: Het verstand is verantwoordelijk voor gedrag
  • dualisme: het verstand en het lichaam zijn verantwoordelijk voor gedrag
  • materialisme: rationeel gedrag kan volledig worden verklaard door de werking van het zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Van wie is de theorie mentalisme, en wat houdt het in?

A

Aristoteles, de psyche is verantwoordelijk voor menselijke gedachtes, ervaringen, emoties etc. De psyche is onafhankelijk van het lichaam, maar werkt door het hart heen. (ziel in christendom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Van wie is de theorie dualisme, en wat houdt het in?

A

Descartes, het verstand en lichaam zijn twee verschillende dingen. –> verstand-lichaamsprobleem: een mens is alleen tot rationaliteit en bewustzijn in staat vanwege het verstand, maar hoe kan een nonmaterieel verstand gedrag veroorzaken in een materieel lichaam?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Van wie is de theorie materialisme, en wat houdt het in?

A

Darwin, dieren nemen de kenmerken over van hun voorouders. Een van die kenmerken is het zenuwstelsel. Darwin zijn theorie: natural selection –> zenuwstelsel verklaart gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wie is Mendel en wat ontdekte hij?

A

hij realiseerde dat de omgeving een rol speelt in hoe genen kenmerken tot expressie laten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is epigenetica?

A

bestudeert het verschil in genexpressie gerelateerd aan omgeving en ervaring. Epigenetische veranderingen bestaan in twee vormen: 1. aanpassingen aan het DNA zelf of 2. aanpassingen aan de histoneiwitten

26
Q

wat is neuroplasticiteit?

A

adoptie en leren is mogelijk doordat de hersenen nieuwe verbanden en paden vormt. Neuroplasticiteit is hoe je hersenen zich organiseren als het gevolg van ontwikkeling, leren of ervaringen. Andere woorden zijn neurale plasticiteit en corticale plasticiteit. Voor een hele lang tijd werd gedacht dat de hersenen statisch waren. Dat blijkt niet het geval te zijn

27
Q

wat is wetenschap?

A

een set procedures die onderzoekers in staat stelt om vragen onafhankelijk te beantwoorden.

28
Q

wat introduceerden Gall en Spurzheim?

A

dat verschillende delen van de hersenen verschillende functies hebben. Dit toonden ze aan door te laten zien hoe de corticospinal track van de cortex van elke hemisfeer loopt naar het ruggenmerg aan de tegenovergestelde kant van het lichaam. Ze zagen ook hoe de twee hemisferen verbonden waren door de corpus callosum en hierdoor interactie konden hebben met elkaar.

29
Q

wat voor hypothese ontwikkelde Gall?

A

de lokalisatie van functie: een ander, specifiek deel van de hersenen bestuurt elk soort gedrag.

30
Q

wat is frenologie? (S en G)

A

frenologie (Grieks: φρήν, phrēn, “geest”; and λόγος, logos, “leerstelling”, letterlijk “de leer van de geest”) is een leer die stelde dat aanleg en karakter bepaald worden door de groei van bepaalde hersendelen. (bijv. mensen met uitpuilende ogen hadden een goed geheugen).

31
Q

hoe werden de bulten en deukjes in de schedel gemeten en waarom?

A

met een cranioscopy, werd gedaan om een persoonlijkheidsbeoordeling te maken.

32
Q

waar legde Gall zijn lokalisatie van functie de basis voor? (ook al klopte het niet?)

A

de conceptuele basis voor de moderne kijk op lokalisatie van functie, beginnend bij de lokalisatie van taal.

33
Q

waarom dacht Gall dat het gebied van ‘taal’ onder de ogen lag?

A

Een soldaat die hij onderzocht had daar een zwaard doorheen gekregen en kon daardoor niet meer praten.

34
Q

wat werd er ontdekt over ‘taal’?

A

het is gelokaliseerd en gelateraliseerd in de hersenen. dwz het zit aan een kant van de hersenen.

35
Q

wat ontdekte Broca?

A

waar ‘taal’ lag in de hersenen: in de derde gyrus van de frontaal kwab aan de linkerkant. –> ontdekte de hersen eigenschap van functionele lateralisatie.

36
Q

wat is het centrum van broca?

A

ook wel: het motorisch spraakcentrum, belangrijk voor spreken.

37
Q

wat is afasie van Broca?

A

een vorm van afasie waarbij het taalbegrip min of meer intact is, maar waarbij er sprake is van een sterk verminderd vermogen of onvermogen tot het uitdrukken in allerlei vormen, waaronder spreken, schrijven en gebaren maken (inclusief gebarentaal)

38
Q

waarvoor maakte Wernick een model?

A

hoe de hersenen taal produceren.

39
Q

waarom verdacht W een relatie tussen horen en spreekfunctioneren?

A

de auditieve cortex ligt in de temporaal kwab achter het centrum van broca.

40
Q

wat is het centrum van Wernick?

A

speelt een belangrijke rol bij het begrijpen van taal. Het wordt ook wel het sensorisch spraakcentrum genoemd en is het tegenovergestelde van het motorisch spraakcentrum: het centrum van Broca. Aandoeningen of beschadigingen in het centrum van Wernicke kunnen leiden tot dyslexie en sensorische afasie

41
Q

Verschil in Brocka en Wernick afasie

A

B: geen articulatie, woorden wel begrijpen
W: vloeiend spreken maar onlogisch, taal niet begrijpen.

42
Q

wat gebeurt er volgens Wernicks model als de temporaal kwab is beschadigd

A

spraak bewegingen worden bewaard in het centum van Broca, maar die spraak is onlogisch omdat de persoon de woorden niet kan controlere. Er is dus alleen een verlies in de spraak beweging en geen verlies in sound images. Hierdoor betekent het dat bij Brocas afasie de woorden nog wel worden begrepen.

43
Q

wat is geleidingen/conductie afasie?

A

Een geleidingsafasie of conductieafasie is een vorm van afasie, waarbij er sprake is van een stoornis in het nazeggen. Een patiënt begrijpt wel wat er tegen hem wordt gezegd en is ook grotendeels in staat zich uit te drukken, in tegenstelling tot bij respectievelijk de sensorische en de motorische afasie.

44
Q

wat is alexie?

A

het onvermogen tot (begrijpend) lezen,

45
Q

wat is apraxie?

A

Apraxie is het niet goed meer kunnen uitvoeren van alledaagse handelingen ten gevolge van niet aangeboren hersenletsel.

46
Q

waarom is disconnectie belangrijk in neurop?

A
  1. het voorspelt dat complex gedrag door verschillende structuren heengaan voor er een reactie plaatsvindt.
  2. het ontkoppelen van bepaalde structuren kan die structuren zelf ook beschadigen.
47
Q

Wat ontdekte Flourens en en later ook Goltz? Waar legde dit de basis voor?

A

Dat ook al werd de cortex weggehaald (bij hond), het overgebleven deel van de hersenstam kon daar voor in de plaats komen. de nadruk van NP op herstel van functie en rehabilitatie na hersenschade. –> o.a. door plasticiteit.

48
Q

wat is hiërarchische organisatie?

A

cerebrale organisatie waarin informatie als een serie wordt verwerkt en georganiseerd als een functionele hiërarchie.

49
Q

Wat bleek uit de case van H.M.?

A

in plaats van maar 1 geheugen structuur, zijn er verschillende afzonderlijke en parallele structuren die herinneringen coderen

50
Q

wat is het bindingsprobleem?

A

hoe verbinden de hersenen losse en gevarieerde zintuiglijke en motorische gebeurtenissen samen in een waarneming, gedrag of herinnering?

51
Q

wat is visuele agnosie?

A

Visuele agnosie gaat vaak gepaard met afwijkingen van het gezichtsveld. Het wordt meestal veroorzaakt door een hersenbeschadiging in de linker occipitale kwab, maar kan ook zich aan de contralaterale zijde bevinden. (ligt dus niet aan de ogen). Bij D.F. zij kon bijvoorbeeld wel objecten tekenen uit haar geheugen, maar niet herkennen wat ze had getekend.

52
Q

wat is visuele ataxie?

A

Optische ataxie of ataxia optica is een visuele en neurologische aandoening, en een vorm van een ataxie. Ataxie is een samenvattend begrip voor verschillende verstoringen van het evenwicht en de bewegingscoördinatie. Dus nog wel de objecten correct kunnen beschrijven, maar ze niet goed pakken

53
Q

wat zijn de dorsale en ventrale stroom?

A

De visuele prikkels worden tegelijkertijd in twee verschillende informatiestromen verwerkt. De ene informatiestroom noem je de dorsale stroom en de andere informatiestroom wordt de ventrale stroom genoemd.

Bovenin de hersenen loopt de dorsale stroom (groen) die gespecialiseerd is voor het omzetten van visuele informatie in acties en onderin de hersenen loopt de ventrale stroom (paars) die gespecialiseerd is in het herkennen van objecten en de gewaarwording van onze visuele wereld regelt

54
Q

in het kortL dorsaal en ventraal:

A

D: visuele info om in acties
V: herkennen van objecten

55
Q

wat is trepanatie?

A

Schedeltrepanatie of schedelboring werd in oude culturen toegepast bij krankzinnigen. In deze culturen werd gedacht dat krankzinnigheid werd veroorzaakt door een kwade geest in iemands hoofd. Het idee was dat door het boren van een gat in de schedel de kwade geest het hoofd kon verlaten.
Hippocrates gaf aanwijzing om hiermee schedelzwelling te laten afnemen.

56
Q

hoe heeft neurochirurgie de neuropsychologie beïnvloed?

A

informatie die bleek uit operaties, kon ook helpen in de diagnose van andere patiënten. Er konden verbanden worden gevonden tussen gebieden in de hersenen en bepaald gedrag.

57
Q

welke innovatie was essentieel voor de ontwikkeling van hedendaagse psychologietesten?

A

de bell curve

58
Q

wat is het IQ?

A

mentale leeftijd: chronologische leeftijd X 100 –> gemiddeld dus 100

59
Q

wat ontdekte Hebb bij het afnemen van IQ scores?

A

Dat schade aan de frontaalkwab niet zorgde voor een lager IQ score. Andere gebieden juist weer wel.

60
Q

waar is beeldvorming van de hersenen belangrijk voor?

A

het snel herkennen van verbanden tussen symptomen en de hersenpathalogie/

61
Q

wat zijn de 4 manieren en wat houden ze in?

A
  • CT: dode cellen geven een donker beeld af, dan gezonde (die bevatten minder water) (snel goedkoop)
  • PET: radioactieve substantie wordt ingespoten. Bijv. zuurstof. Gebieden met schade gebruiken dan minder zuurstof.
  • MRI: (heel nauwkeurig)bij een MRI-scan worden met behulp van een grote sterke magneet en radiogolven bepaalde signalen in het lichaam opgewekt. Deze signalen worden door een antenne weer opgevangen.
  • DTI: het in beeld brengen van neurale verbindingen in de hersenen, door middel van Diffusion Tensor Imaging (DTI)