hoofdstuk 2, paragraaf 3 Flashcards
hoe ontwikkelde het jodendom zich?
eerst was het een polytheïstische godsdienst. op den duur gingen ze één god als allerhoogst zien. daarna werd het geloof in andere goden onderdrukt. vanaf de 6e eeuw v.Chr. ontkenden ze dat er andere goden bestonden. er was toen maar één god: de schepper van hemel en aarde. hij was almachtig en rechtvaardig en had een bijzondere band met het joodse volk.
vanaf de 6e eeuw v.Chr. waren er ook joodse gemeenschappen buiten het joodse land Judea, zoals in Mesopotamië en Egypte.
de joden geloofden dat God een nieuwe koning zou sturen, de Messias, die hun koninkrijk in volle glorie zou herstellen. dat geloof leidde in 66 n. Chr. tot een grote opstand. de Romeinen sloegen die bloedig neer en vernietigden de tempel. na nog een opstand werd Jeruzalem een Romeinse stad waar joden jarenlang niet mochten komen. joden werden vermoord, weggejaagd of als slaaf afgevoerd waardoor veel joden terechtkwamen in het hele romeinse rijk.
hoe ontstond het christendom?
Jezus van Nazareth zou omstreeks 30 n. Chr. door de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus ter dood zijn veroordeeld en in Jeruzalem aan het kruis zijn gestorven. na zijn dood vormden volgelingen een groep van joodse vereerders. totdat Paulus van Tarsus zich bij hen aansloot. volgens hem was jezus de christus en konden alle mensen, ook niet-joden ‘christen’ worden door zich te laten dopen. Paulus maakte de verering van Jezus los van het jodendom waardoor een nieuwe monotheïstische godsdienst ontstond: het christendom.
hoe werd het christendom de Romeinse staatsgodsdienst?
joden en christenen weigerden mee te doen aan de verering van de keizer en de staatsgoden. de joden hoefden dat ook niet. zij mochten volgens hun eigen regels leven, maar bij de christenen lag dat anders. over hen maakten heersers zich zorgen, omdat ze iedereen probeerden te bekeren en aanhangers kregen in ale lagen van de bevolking. bovendien keurden christenen de Romeinse normen en waarden af. het christendom werd verboden, maar christenen werden niet systematisch vervolgd. af en toe werden christenen ter dood gebracht, zoals Paulus.
pas in de 3e eeuw probeerden enkele keizers het christendom uit te roeien maar dat hier de groei van het christendom niet tegen. in 313 gad keizer Constantijn de christenen godsdienstvrijheid. hij werd later ook zelf christen. in 380 maakte keizer Theodosius van het christendom de nieuwe Romeinse staatsgodsdienst. in 392 werden andere godsdiensten verboden, met uitzondering van het jodendom. de Romeinse godsdienstige tolerantie was toen voorbij. tempels werden gesloten of omgebouwd tot kerken. Constantijn en zijn opvolgers organiseerden bijeenkomsten waarop de leiders van de kerk de geloofsleer vastlegden.