hoofdstuk 1, paragraaf 2 Flashcards
hoe ontstond landbouw?
omstreeks 9000 v.Chr. ontdekten mensen dat ze dingen konden uitzaaien en planten. Mensen werden boer. Na akkerbouw ontstond veeteelt omstreeks 8000 v.Chr. In de duizenden jaren die volgden werd de landbouw gevarieerder. Omstreeks 4000 v.Chr. werden voor het eerst paarden gehouden.
Het ontstaan van de landbouw was een revolutie. De landbouwrevolutie begon in een gebied ten oosten van de Middellandse zee, de halve maan. Vanuit daar verspreidden migranten de landbouw in Azië, Afrika en Europa. Omstreeks 6500 v.Chr. begon de landbouw in Griekenland en ruim duizend jaar later in Nederland, Zuid-Limburg. Los van het Midden-Oosten ontstond landbouw ook zelfstandig in andere gebieden zoals China omstreeks 7000 v.Chr. ook Midden-Amerika en Peru kregen al vroeg landbouw, later begon de landbouw in Zuidoost-Azië, Noordoost-Amerika en delen van Afrika.
welke oorzaken en gevolgen had de landbouwrevolutie?
Er waren meerdere oorzaken van de landbouwrevolutie. Het klimaat veranderde, na de laatste ijstijd ontstond in het Midden-Oosten een klimaat dat geschikter was. Ook in Europa werd het milieu geschikter. Boeren ontdekten hoe ze gewassen konden verbeteren, varianten selecteren, wilde planten werden gedomesticeerd. En dieren waarop veel werd gejaagd verdwenen en tegelijkertijd waren er in het Midden-Oosten wilde dieren die konden worden getemd. Ook zijn er uiteraard een aantal gevolgen, deze zijn dat Vanaf ongv. 5.000 v.Chr. werden dieren ook gebruikt voor de bewerking van het land en hierdoor kon ook zware grond worden bebouwd. Veel meer mensen konden worden gevoed en door plant- en dierverdeling en technische vooruitgang namen de opbrengsten toe en hield de bevolkingsgroei aan.
hoe ontstonden landbouwsamenlevingen?
mensen trokken niet meer rond maar kregen een sedentaire leefwijze. Ze woonden in huizen dicht bij hun akkers, weiden en boomgaarden. Ook gingen ze leven in grotere groepen bij elkaar, in dorpen, deze dorpen waren autarkisch. Bezit werd heel belangrijk, boeren bezaten producten van nijverheid en bezit werd erfelijk.
Rijkere boeren gingen meer bepalen wat er gebeurde in het dorp en werden met meer respect behandeld: ze hadden macht en aanzien. Er groeiden op allerlei manieren verschillen tussen mensen, de sociale ongelijkheid nam toe.
Sommige mensen lieten anderen voor zich werken, anderen hadden geen bezit maar werden tot bezit gemaakt: ze werden slaaf.
Sociale ongelijkheid bleek ook uit de manier waarin prehistorische boeren hun doden begroeven. Belangrijke families vereerden hun doden met gedenktekens. Prehistorische boeren vereerden hun voorouders omdat ze geloofden dat doden voortleefden als geesten die kwaad of geluk konden brengen. Ze gaven doden grafgiften mee voor hun bestaan in het hiernamaals.
Mensen geloofden in goden, die vaak samenvielen met natuurverschijnselen. Ook rivieren of dieren werden in hun natuurgodsdienst als goden vereerd. Om de goden gunstig te stemmen, werden plechtige handelingen uitgevoerd. Zulke rituelen waren bijv. dansen, zingen en offeren.