Hoofdstuk 2 Flashcards
1
Q
aanbieden
A
offer
2
Q
actief
A
active
3
Q
afhankelijk van
A
depending on
4
Q
avontuurlijk
A
adventurous
5
Q
de basis
A
the base
6
Q
op basis van
A
on the basis of
7
Q
behoren tot
A
belong to
8
Q
beoordelen
A
to judge
9
Q
bereiken
A
to achieve / to reach
10
Q
bestaan (uit)
A
to consist of
11
Q
de bestemming
A
destination
12
Q
de bezitter
A
owner
13
Q
blijken (uit)
A
appeared to be / to prove / to show out
14
Q
deelnemen aan
A
to join / participating
15
Q
delen
A
parts / to share
16
Q
doorbrengen
A
to spend
17
Q
enig
A
any / some / one / outstanding
18
Q
de ervaring
A
the experience
19
Q
fraai
A
nice
20
Q
geliefd
A
beloved
21
Q
de gewoonte
A
the habit / tradition
22
Q
de horeca
A
the catering industry (hotel-restaurant-cafe)
23
Q
het kenmerk
A
the attribute
24
Q
klikken
A
to klick / to tell / to match / to connect
25
de kust
the shore
26
lichtgewicht
lightweight
27
matig
moderate / reasonable
28
objectief
objective
29
de omgeving
environment / area / surroundings
30
de omzet
revenue
31
onafhankelijk
independent
32
ontvangen
to receive / to be welcomed
33
onvergetelijk
unforgettable
34
onverwacht
unexpected / surprising
35
onvoldoende
insufficient
36
het oordeel
judgement
37
opleveren
to produce
38
overbodig
unnecessary
39
overnachting
overnight
40
het platteland
countryside
41
de plek
place
42
praktisch
practical
43
op prijs stellen
to appreciate / to like
44
de provincie
province
45
de route
route
46
ruim
more than
47
slim
smart
48
spannend
exciting
49
speciaal
special
50
de stapel
heap / pile / stack
51
stijgen
to rise
52
de tocht
trip
53
toenemen
to increase
54
trekken
to attract / to pull
55
uitdagend
challenging
56
de uitrusting
equipment
57
de vergadering
meeting
58
de verhouding (naar verhouding)
ratio (in relation to / compared to)
59
vies
dirty / nasty
60
voldoende
sufficient / satisfactory / enough
61
vooral
especially
62
vrijwel
almost
63
vuil
dirty
64
zowel – als
as well as
