Hoofdstuk 17 - Vrijgezellenfeest Flashcards
de loterij
noun
the lottery
noun
open
adjective/adverb
open
adjective/adverb
de alcoholist
noun
the alcoholic
noun
naar de film gaan
idiom
to go to the movies
idiom
de bloemetjes buitenzetten
idiom
to paint the town red, live it up, have a ball, go/be on a spree
idiom
Martin zou zelf op zijn vrijgezellenfesst de bloemetjes buiten zetten, maar…
(Martin was supposed to live it up at his bachelor party, but…)
instrueren
transitive verb
to instruct
transitive verb
zoiets hebben van
idiom
to think, to occur to someone
idiom
Maarten heeft zoiets van…
(It occurred to Maarten…)
scrollen
intransitive verb
to scroll (on a device)
intransitive verb
er geen gras over laten groeien
idiom
lose no time (over it/in doing it), didn’t waste any time
idiom
Hij laat er geen gras over groeien en belt haar gelijk.
(He didn’t waste any time and called her right away.)
abrupt
adjective/adverb
abrupt, sudden
adjective/adverb
Sorry, dat ik laatst zo abrupt bij je wegliep.
(Sorry for leaving you/walking away so suddenly the other day.)
weglopen
intransitive verb
to walk away, walk off
intransitive verb
Sorry, dat ik laatst zo abrupt bij je wegliep.
(Sorry for leaving you/walking away so suddenly the other day.)
doelen op
idiom
to mean, aim at, refer to
idiom
Dat klinkt spannend. Waar zou Marieke op doelen?
(That sounds intriguing. What might Marieke be referring to?)
ik voel het aan mijn water
idiom
I feel it in my bones
idiom
nietwaar?
isn’t it?