Hoofdstuk 15 Flashcards
trillen
intransitive verb
to tremble
intransitive verb
Met trillende stem geeft Marieke antwoord.
(In a trembling voice, Marieke answered.)
uitkijken
intransitive verb (seperable)
to watch out
intransitive verb
kijk uit met vuurwerk
(be careful with fireworks)
de speech
noun
the speech
noun
onopvallend
adjective/adverb
inconspicuous
adjective/adverb
een onopvallende verschijning
(an inconspicuous/a nondescript figure)
verjongen
intransitive verb
to rejuvenate/become young again
intransitive verb
de crème
noun
the cream
noun
color or body cream, not food
het optreden
noun
the performance, appearance, show, gig
de band geeft drie optredens in ons land
(the band will give three performances in our country)
vergrotend
adjective
enlarging, magnifying
adjective
de trap
noun
degree (of comparison)
the stairs
noun
op een hoge trap van ontwikkeling staan
(have reached a high degree of development)
het bankje
noun
the bench
noun
piece of furniture, not judicial
de gebruiker
noun
the user
noun
het voorwerp
noun
the object
noun
de vlag
noun
the flag
noun
snikken
intransitive verb
to sob, sniffle
intransitive verb
Ze dacht aan haar arme moeder en begon te snikken.
(She thought of her poor mother and began to sob.)
klote
adjective/adverb
bloody awful, shitty
adjective/adverb
een klotedag
(a shitty day)
de steeg
noun
the alley
noun
de ramp
noun
the disaster
noun
geen handvol maar een landvol
idiom
there are plenty of fish in the sea
idiom
Geloof mij: geen handvol, maar een landvol! Je kunt Martin beter vergeten.
(Trust me: there are plenty of fish in the sea. You had better forget about Martin.)
ontnemen
transitive verb
to take away, deprive of
transitive verb
Ontneem me nu niet alle hoop!
(Don’t deprive me of all hope now!)
glippen
intransitive verb
to slip, slide
intransitive verb
langs iemand heen glippen
(slip/sneak/steal past someone)
iemand laten glippen
idiom
to let someone get away
idiom
Ik laat de liefde van mijn leven niet zomaar glippen.
(I won’t let the love of my life get away.)
zorgvuldig
adjective
meticulous, careful
adjective
Zorgvuldig haar woorden afwegend…
(Carefully weighing her words…)
afwegen
transitive verb
to weigh, consider
transitive verb
Zorgvuldig haar woorden afwegend…
(Carefully weighing her words…)
bedaren
intransitive verb
to calm down
intransitive verb
Anika doet nog een poging om Marieke te bedaren.
(Anika makes another attempt to calm Marieke down.)