Hoofdstuk 14 Flashcards
Pas op!
verb phrase
Be careful! Watch out!
verb phrase
pas op dat je het er niet afgooit
(take care that you don’t knock it over)
breekbaar
adjective
breakable, fragile
adjective
Ik hoop dat deze niet breekbaar zijn.
(I hope these aren’t breakable.)
eetbaar
adjective
edible
adjective
Alleen het geelgroene vruchtvlees van de avocado is eetbaar.
(Only the yellow-green flesh of the avocado is edible.)
begrijpelijk
adjective
understandable
adjective
hinderlijk
adjective
annoying
adjective
Zijn gedrag is hinderlijk.
(He makes a nuisance of himself.)
onvergetelijk
adjective/adverb
unforgettable, never to be forgotten
adjective/adverb
spaarzaam
adjective/adverb
frugal, thrifty
adjective/adverb
een spaarzame huisvrouw
(a thrifty/frugal housewife)
de stroom
noun
the electricity
the stream, flow
noun
een broodrooster gebruikt veel stroom
(a toaster uses a lot of electricity)
de stroom vakantiegangers
(the stream of tourists)
leerzaam
adjective/adverb
informative, instructive
adjective/adverb
een leerzame ervaring
(a valuable experience)
hinderen
verb
to annoy
verb
Hindert het u als ik rook?
(Does it bother you if I smoke?)
de lage zon hindert de automobilisten
(the low sun is a nuisance to motorists)
het lijk
noun
the corpse
noun
het onderdeel
noun
the part
noun
beweegbaar
adjective
moveable
adjective
Deze onderdelen van de auto zijn beweegbaar.
(These parts of the care are moveable/can be moved.)
beweeglijk
adjective
lively, active
adjective
Mijn kinderen zijn vandaag erg beweeglijk.
(My children are very lively today.)
erven
transitive verb
to inherit
transitive verb
zij heeft haar vaders uiterlijk geërfd
(she has inherited her father’s looks)
Gedweeën zullen de aarde niet erven.
(The meek shall not inherit the earth.)