Hoofdstuk 13 Virussen Flashcards

1
Q

Wat zijn karakteristieken van Virussen?

A

-Minuscule, acelullaire, infectieuze agentie
-Veroorzaken infecties bij mensen, dieren, planten en bacteriën
-Geen cytoplasma, celmembraan of organellen aanwezig
-Kunnen niet leven of zich vermenigvuldigen buiten een gastheercel
-Komen voor in een extracellulaire en intracellulaire toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een Virion?

A

Compleet viruspartikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn karakteristieken van de Extracellulaire toestand?

A

-Virion
-Bestaat uit een klompje genetisch materiaal omgeven door een proteïnemantel (capside)
-Slechts bij enkele types is het geheel door een losse membraan omgeven (virale enveloppe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn karakteristieken van de Intracellulaire toestand?

A

-Capside wordt verwijderd
-Virus komt voor als nucleïnezuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef eigenschappen van genetisch materiaal van virussen

A

-DNA OF RNA (nooit de twee samen)
-dsDNA, ssDNA, dsRNA of ssRNA
-kan liniair zijn, waarbij het bestaat ui meerdere nucleïnezuren
-Kan enkelvoudig en circulair zijn
-Veel kleiner genoom dan dat van cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn Generalisten?

A

infecteren vele soorten cellen of vele soorten gastheren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een bacteriofaag?

A

virus dat bacteriën infecteert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van gastheren van virussen?

A

-Meeste zijn specifiek voor een bepaalde gastheer
-Sommige zijn ook specifiek voor een bepaald celtype binnen een bepaalde gastheer
-Alle organismen zijn gevoelig voor virussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef kenmerken van de morfologie van het capside

A

-eiwitmantel beschermt het nucleïnezuur tegen nucleasen en andere schadelijke factoren
-speelt een rol bij de vasthechting van de gastcel
-Samengesteld uit capsomeren
-nucleocapside

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn capsomeren?

A

Proteïneachtige subeenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het nucleocapside?

A

Virale genoom omgeven door het capside

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voor wat is de vorm van virussen belangrijk?

A

Om ze te classificeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De vorm van een virus is soortspecifiek, wat zijn de 3 basisvormen?

A

-Helicaal
-Polyhedraal
-Complex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit wat is de virale enveloppe samengesteld?

A

Fosfolipide dubbellaag en proteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn spikes?

A

proteïnen die door het virus zelf gecodeerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef eigenschappen van de Virale enveloppe

A

-Slechts bij sommige soorten aanwezig
-Ontvangt enveloppe tijdens de virale replicatie en vrijzetting uit de gastcel
-Proteïnen en glycoproteïnen spelen een rol bij de herkenning van de gastcel
-Virussen met een enveloppe zijn fragieler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Op basis van wat worden virussen geklasificeert?

A

-Type nucleïnezuur
-Aanwezigheid van een enveloppe
-Vorm
-Grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe worden virussen ingedeeld?

A

In families

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef voorbeelden van virussen

A

-Smallpox
-herpes
-Polio
-hepatitis b
-epstein-barr

20
Q

Wat is noodzakelijk voor de replicatie van virussen?

A

Hebben gastecellen nodig

21
Q

Wat is gewoonlijk het resultaat van virale replicatie?

A

De dood en lysis van de gastcel

22
Q

Wat zijn de 5 stadia bij de lytische replicatiecyclus?

A

-Aanhechting
-Binnendringen
-Synthese
-Assemblage
-Vrijzetting

23
Q

Welke twee typen van replicatie zijn er?

A

-Bacteriofagen (lytische en lysogene cyclus)
-Virussen die dierlijke cellen infecteren

24
Q

Wat is de Burst time?

A

Tijd die verstrijkt tussen aanhechting en vrijkomen (gemiddeld 20-40 minuten)

25
Q

Wat is de Burst size?

A

Aantal viruspartikels die per keer uit één enkele gastheercel ontstaan

26
Q

Wat gebeurt er bij de aanhechting? (lytische)

A

Eiwitten aanwezig op de staartvezels passen precies op complementaire receptoreiwitten op de oppervlakte van de celwand

27
Q

Wat gebeurt er bij het binnendringen? (lytische)

A

Faag genoom wordt in de bacterie geïnjecteerd

28
Q

Wat gebeurt er bij de synthese van viruscomponenten (lytische)

A

Capsomeren, componenten van de staart, viraal DNA polymerase, lysozyme, nieuw viraal DNA

29
Q

Wat gebeurt er bij de assemblage? (lytische)

A

De virussen worden in elkaar gezet zodat er complete virionen ontstaan

30
Q

Wat gebeurt er bij het vrijkomen van virusdeeltjes? (lytische)

A

De gastcel valt uit elkaar (lysis) en de virionen komen vrij

31
Q

Wat is een Profaag?

A

Ingebouwde DNA

32
Q

Geef eigenschappen van de Lysogene replicatie

A

-Sommige fagen kunnen hun DNA in het DNA van de bacterie inbouwen
-Geïnfecteerde bacteriën groeien en reproduceren normaal en dit voor vele generaties
-Na x aantal generaties kan de profaag terug vrijkomen uit de gastheercel DNA en kan de lytische replicatieweg gevolgd worden

33
Q

Wat is inductie?

A

Profaag komt vrij uit het gastheercel DNA

34
Q

Waarom zijn er verschillen bij de replicatie van virussen bij dierlijke cellen?

A

-Aanwezigheid van een enveloppe bij sommige dierlijke virussen
-Aard van de cellen die geïnfecteerd worden (eukaryoot)
-Afwezigheid van een celwand in dierlijke cellen

35
Q

Wat zijn de stappen bij replicatie van dierlijke virussen?

A

-Aanhechting
-Binnendringen
-Synthese van virale componenten
-Assemblage
-Vrijzetting

36
Q

Geef eigenschappen van de Aanhechtingen bij de replicatie van dierlijke virussen

A

-Interactie tussen virale eiwitten en complementaire receptoren op de oppervlakte van dierlijke cellen
-Dierlijke virussen bezitten geen staart of staartvezels
-Bezitten glycoproteïne spikes en andere aanhechtingsmoleculen die de aanhechting mediëren

37
Q

Wat zijn de drie manieren hoe een virus kan binnendringen bij de replicatie van dierlijke virussen?

A

-Directe penetratie
-Membraanfusie
-Endocytose

38
Q

Hoe gebeurt de Synthese van virale componenten bij de replicatie van dierlijke virussen?

A

-Virale eiwitten worden aangemaakt
-Genetisch materiaal wordt vermenigvuldigd:
DNA virussen treden vaak de kern binnen
RNA virussen repliceren meestal in het cytoplasma

39
Q

Hoe gebeurt de assemblage bij de replicatie van dierlijke virussen?

A

-Meeste DNA virussen worden in de kern samengesteld
-Meeste RNA virussen ontwikkelen zich enkel in het cytoplasma

40
Q

Van wat hangt het aantal geproduceerde virussen af?

A

Type virus en de grootte
Initiële gezondheid van de gastcel

41
Q

Hoe werkt de vrijzetting bij de replicatie van dierlijke virussen?

A

-Virussen met een enveloppe worden vrijgezet via budding
-Niet-ommantelde virussen komen vrij exocytose of cellyse

42
Q

Wat zijn kenmerken van het kweken van virussen in het labo?

A

-Groeien niet in een standaard cultuurmedium
-Hebben cellen nodig voor hun replicatie

43
Q

Wat zijn de mogelijkheden voor het kweken van virussen in het labo?

A

-Levende organismen
-Kippeneieren
-Celculturen

44
Q

Hoe worden virussen gekweekt doormiddel van levende organisme?

A

Planten en dieren: de dieren zijn moeilijk te houden en kosten veel, ethische bedenkingen

Bacteriën: fagen groeien in bacteriën in vloeibare culturen en op agar platen
-Bacteriële lysis veroorzaakt zogenaamde plaques (en laat toe een schatting te maken van het aantal fagen)

45
Q

Wat zijn de redenen om virussen te kweken met bevruchte kippeneieren?

A

-Goedkoop
-Grote cellen
-Geen bacteriële contaminatie
-Bevatten veel voedingstoffen
-Sommige vaccins worden met kippeneieren geproduceerd

46
Q

Wat houdt celculturen in?

A

Cellen geïsoleerd uit een organisme die in een cultuur worden gehouden in het labo