Hoofdstuk 12 - Paragraaf 12.10 T/m Einde Flashcards

1
Q

Wat is ‘postdecisional dissonance’?

A

Wanneer iemand zich concentreert op de positieve aspecten van de gemaakte keuze, en de negatieve aspecten van de opties die niet zijn gekozen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is ‘persuasion’?

A

Een actieve en bewuste poging om een attitude te veranderen door het overbrengen van een boodschap.

(Overtuigen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het ‘elaboration likelihood model’?

A

Het idee dat overtuigende boodschappen op twee manieren tot attitudeveranderingen leiden:
- Via de centrale route.
- Via de perifere route.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er als iemand wordt overtuigd via de ‘central route’?

A

Ze zijn in staat om informatie te verwerken, ze besteden aandacht aan de argumenten en nemen alle informatie in overweging.
Dit leidt tot sterke attitudes die mensen actief blijven verdedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er als iemand wordt overtuigd via de ‘peripheral route’?

A

Dan verwerken ze de informatie minimaal, wat leidt tot impulsieve acties.
Deze overtuigingen zijn zwakker en veranderen waarschijnlijker met de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de ‘foot in the door technique’?

A

Als mensen akkoord gaan met een klein verzoek, is de kans groter dat ze gehoor geven aan een groot en wenselijk verzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de ‘door in the face technique’?

A

Mensen zijn eerder geneigd in te stemmen met een klein verzoek nadat ze een groot verzoek hebben afgewezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ‘low-balling’?

A

Wanneer iemand al heeft ingestemd met een ‘lage’ prijs, waardoor hij sneller akkoord zal gaan met kosten die er toch nog bij komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ‘nonverbal behavior/body language’?

A

De gezichtsuitdrukkingen, gebaren, maniertjes en bewegingen waarmee iemand met anderen communiceert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn ‘thin slices of behavior’?

A

De nauwkeurige beoordelingen die mensen maken, op basis van slechts een paar seconden observatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn ‘attributions’?

A

De verklaringen van mensen voor waarom gebeurtenissen of acties plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn ‘personal attributions’?

A

De verklaringen van het gedrag van mensen die verwijzen naar hun interne kenmerken.

(Capaciteiten, eigenschappen, stemmingen of inspanningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn ‘situational attributions’?

A

Verklaringen voor het gedrag van mensen die verwijzen naar externe gebeurtenissen.

(Het weer, geluk, ongelukken, acties van anderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een ‘fundamental attribution error’?

A

De neiging om bij het verklaren van andermans gedrag, persoonlijkheidskenmerken sterk te benadrukken of situationele factoren te onderschatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is ‘actor/observer discrepancy’?

A

De neiging om de situatie de schuld te geven bij hun eigen gedrag, maar de schuld aan het karakter te geven bij andermans gedrag.

(Ik ben te laat door het verkeer, maar hij is te laat omdat hij lui is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is ‘subtyping’?

A

Wanneer iemand niet in een stereotype past, en hun daardoor in een speciale categorie plaatsen i.p.v. het stereotype te veranderen.

17
Q

Wat is ‘prejudice’ ?

A

Negatieve gevoelens, meningen en overtuigingen die verband houden met een stereotype.

18
Q

Wat is ‘discrimination’?

A

De differentiële behandeling van mensen als gevolg van vooroordelen tegen hun groep.

19
Q

Wat is ‘modern racism’?

A

Subtiele vormen van vooroordelen die samengaan met de afwijzing van racistische overtuigingen.

20
Q

Wat is ‘stereotype threat’?

A

Angst of bezorgdheid over het bevestigen van negatieve stereotypen die verband houden met de eigen groep, dit zorgt voor slechtere prestaties bij een taak.

(Ik ben blond dus dom. De angst dat mensen dit denken maakt dat ik slechter presteer)

21
Q

Welke strategieën kunnen worden toegepast om vooroordelen bij anderen te veranderen?

A
  • Reframing
  • Self-labeling
22
Q

Wat is ‘reframing’?

A

Het nemen van een negatief stereotype, en deze omzetten naar een kracht.

(Vrouwen zouden slechter zijn in onderhandelen, toch zijn ze goede luisteraars, wat dus eigenlijk kan helpen bij het onderhandelen)

23
Q

Wat is ‘self-labeling’?

A

Het omarmen van negatieve woorden die bij jou worden geassocieerd.

24
Q

Wat is ‘perspective talking’?

A

Actief overwegen hoe de psychologische ervaring van een ander is.

25
Q

Wat is “perspective giving’?

A

Het delen van ervaringen rondom discriminatie.

26
Q

Wat is ‘neophobia’?

A

De angst voor alles wat nieuw is.

27
Q

Wat is ‘matching principle’?

A

Wanneer succesvolle romantische koppels, fysiek het meest op elkaar lijken.

28
Q

Wat is het ‘what is beautiful is good stereotype’?

A

De overtuiging dat aantrekkelijke mensen in de meeste opzichten superieur zijn.

29
Q

Wat is ‘passionate love’?

A

Een staat van intens verlangen.

30
Q

Wat is ‘companionate love’?

A

Een sterke toewijding gebaseerd op vriendschap, vertrouwen, respect en intimiteit.

31
Q

Wat is ‘capitalization’?

A

Wanneer er luchtig en met compassie kritiek wordt gegeven, en er genoten wordt van elkaars successen wanneer het goed gaat.

32
Q

Wat is ‘accommodation’?

A

Wanneer slecht gedrag over het hoofd wordt gezien en er constructief wordt gereageerd.