Hoofdstuk 12 - Paragraaf 12.1 T/m 12.9 Flashcards
Waar gaat de ‘social brain hypothesis’ vanuit?
Dat primaten (mensen & apen) grote hersenen hebben, in het bijzonder een grote prefrontale cortex, omdat ze in complexe sociale groepen leven die in de loop van de tijd veranderen.
Je hebt vaardigheden nodig om complexe en subtiele sociale regels te begrijpen en te herkennen.
Wat is een ‘ingroup’?
De groep waar je zelf bij hoort.
Wat is een ‘outgroup’?
Alle groepen buiten je eigen groep, waar je dus geen deel van uit maakt.
Wat is ‘reciprocity’?
Dat mensen anderen behandelen, zoals anderen hun behandelen.
Wat is ‘transitivity’?
Dat mensen over het algemeen de mening van hun vrienden over andere mensen delen.
Wat is het ‘outgroup homogeneity effect’?
De neiging om outgroup-leden als minder gevarieerd te beschouwen dan ingroup-leden.
Wat is de ‘social identity theory’?
Het idee dat ingroups bestaan uit individuen die zichzelf beschouwen als leden van dezelfde sociale categorie en trots ervaren door hun groepslidmaatschap.
Wat is ‘ingroup favoritism’?
De neiging van mensen om leden van de ingroup gunstiger te beoordelen en meer voorrang te geven dan leden van de outgroup.
Wat is het ‘risky-shift effect’?
Een effect dat in groepen ontstaat, waarbij er riskantere beslissingen worden gemaakt dan wanneer je een individu zou zijn.
Wat is ‘group polarization’?
Het proces waarbij de aanvankelijke houding van groepen in de loop van de tijd extremer wordt.
Wat is ‘groupthink’?
De neiging van een groep om een slechte beslissing te nemen als gevolg van het willen behouden van de samenhang.
Dit is waarschijnlijker wanneer de groep onder grote druk staat.
Wat is ‘social facilitation’?
Het idee dat de aanwezigheid van anderen over het algemeen de prestaties verbetert.
Wat is ‘social loafing’?
De neiging van mensen om in een groep minder hard te werken dan wanneer ze alleen werken.
Wat is ‘deindividuation’?
Een toestand van verminderde individualiteit, verminderd zelfbewustzijn en verminderde aandacht voor persoonlijke normen.
Dit kan ontstaan wanneer mensen deel uitmaken van een groep.
Wat is ‘conformity’?
Het veranderen van andermans gedrag en mening zodat deze overeenkomen met die van andere mensen of de verwachtingen van andere mensen.