Hoofdstuk 11: Gramnegatieve bacillen die speciale groeivoowaarden vereisen Flashcards

1
Q

Gramkleuring Brucella

A

Gram negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vorm Brucella

A

kleine coccobacillen of korte staafjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pathogeen vermogen Brucella

A

Melk van een besmette koe draagt de pathogeen, een deel van de infectie is latent (er zijn geen symptomen)

Actieve infectie: undulerende koorts, vermagering en nachtzweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de oorzaak van koortspieken bij Brucella?

A

macrofagen nemen Brucella op, bij openbarsting komen ze weer vrij -> meting bij koortspieken omdat het tijdens deze fase gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een bifasische bodem?

A

een vaste agar met daarbovenop een vloeibare agar in een fles met rotatiesysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hemolyse Brucella

A

glinsterende, niet hemolytische kolonies met een langzamen groei (3dagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Glucose Brucella

A

Oxidatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Urease Brucella

A

Positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt de diagnose van Brucella gemaakt

A

serologische testen adhv specifieke antisera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gramkleuring Haemophilus

A

Gram negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vorm Haemophilus

A

Fijna staafjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke groeifactoren heeft Haemophilus nodig?

A

X en V-factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke bacterie produceerd V-factor?

A

S. Aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk soort bloedagar wordt gebruikt voor de kweek van Haemophilus?

A

BA met paardenbloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pathogeniteit Haemophilus influenzae​

A

Comensaal, maar op jonge en oude leeftijd pathogeen

verzoorzaakt valse kroep, pneumonie, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vorm Haemophilus influenzae​

A

Pleomorf (verschillend van vorm)

klinische monsters (LV) = fijne coccobacil​

na cultuur = langere filamenteuze vormen​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Over welk afweermachanisme beschikt Haemophilus influenzae

A

macrofagen herkennen deze bacterie niet door het kapsel, hierdoor kunnen ze verder vermenigvuldigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk staat wordt gebruikt voor Haemophilus influenzae

A

sputum (opgehoest slijm) of stalen met commensale flora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Typisch kenmerk Haemophilus influenzae

A

“satellitisme”

H. Influenzea wordt homogeen geënt vervolgens een streep enting met S. Aureus -> S. Aureus produceert uit zichzelf de V-factor

er is groei maar rond de S. Aureus is er extra groei om aan te tonen dat het MO de extra V-factor nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Van welke factoren in Haemphilus influenzae afhankelijk?

A

X en V factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Van welke factoren is Haemophilus parainfluenzae​ afhankelijk?

A

V-factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hemolyse Haemophilus parainfluenzae​

A

Niet-hemolytisch met glanzende kolonies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Pathogeniteit Haemophilus ducreyi​

A

Chancroid, SOA, verwekker van “ulcus molle”​

met pijnlijke genitale/perianale zweren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Gramkleuring Haemophilus ducreyi​

A

Gram negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Vorm Haemophilus ducreyi​

A

direct preparaat: lange ketens die elkaar kruisen of parallel​

Gram kleuring: bipolaire gram negatieve staafjes met afgeronde uiteinden​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Van welke factoren is Haemophilus ducreyi​ afhankelijk?

A

X-factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke Haemopilus bacterie veroont geen sattelitisme?

A

Haemophilus ducreyi​ want deze is niet V-factor afhankelijk

28
Q

Vorm Legionella

A

Bacillen

29
Q

Gramkleuring Legionella

A

Gram negatief, echter zijn de moeilijk visualiseerbaar

toepassen van zilverimpregnatie techniek of specifieke fluorescerende antisera

30
Q

Waar komt Legionella voor?

A

In warm water

31
Q

Pathogeen vermogen Legionella

A

“veteranen ziekte”
bacteriële pneumonie

koorts, niet-productieve hoest, pijn aan thorax en later gastro-intestinale en neurologische symptomen

32
Q

Staalafname van Legionella

A

B.A.L. en transbronchiale biopsie​

geen opgehoest sputum !!!

33
Q

Isolatiebodem voor Legionella

A

BCYE alfa-agar + selectief door AB​

Buffered Charcoal Yeast Extract​

34
Q

Waarom zit er houtskool in de BCYE alfa-agar

A

Neutraliseren van toxines Legionella voor een betere groei

35
Q

Uitzicht Legionella op BCYE alfa-agar

A

convex, glinsterend, interne structuur van ‘geslepen glas’​

36
Q

Welke enting gebeurd er bij en vermoeden van Legionella?

A

gelijktijdige overenting op BA en BCYE​

Legionella groeit NIET op BA

37
Q

Welke stappen onderneemt men om de indentificatie van Legionella te bevestigen?

A

serologische test, gaschromatografie of Maldi-TOF

38
Q

Gramkleuring Bordetella

A

Gram negatief

39
Q

Vorm Bordetella

A

zeer klein, ovoïde of bacillair

omschreven als “parvobacteriën” (zeer klein)​

40
Q

Pathogeen vermogen Bordetella pertussis​

A

verwekker van ‘kinkhoest’ of pertussis = zeer besmettelijk​

41
Q

Bodems voor Bordetella pertussis

A

Bordet-gengou en Regan en Lowe agar

42
Q

Uitzicht Bordetella pertussis kolonies

A

kleine punctiforme, slijmerige doorzichtige kolonies (kwikdruppels)​

43
Q

Glucose Bordetella pertussis

A

Oxidatieve afbraak

44
Q

Katalase Bordetella pertussis

A

Positief

45
Q

Identificatie bevestigen van Bordetella pertussis

A

antiserum

45
Q

Oxidase Bordetella pertussis

A

Positief

46
Q

Gramkleuring Campylobacter​

A

gram negatief

47
Q

Vorm Campylobacter​

A

Komma, spiraal of S-vorm

48
Q

Hoe wordt Campylobacter​ geïsoleerd?

A

Isolatie bij faecesonderzoek door filtratietechniek

49
Q

Wat is de belangrijkste besmettingsbron van Campylobacter​

A

geconsumeerd pluimvee

50
Q

Wat zijn de frequentste bacteriële verwekkers van enteritis in Belgie

A

C.jejuni en C.coli

51
Q

Welke temperatuur is de optimale groeitemperatuur voor C.jejuni en C.coli

A

42 graden

52
Q

Agar voor Campylobacter

A

Karmali agar

53
Q

Zuurstof tolerantie van Campylobacter

A

Micro-aërofiel

54
Q

Oxidase Campylobacter

A

positief

55
Q

Katalase Campylobacter

A

Positief

56
Q

Serotypering Campylobacter

A

op basis van kapselpolysacharide
op basis van flagellaire antigenen

57
Q

Pathogeniteit Campylobacter

A

Campylobacterenteritis: kortdurende ziekte  spontane genezing

58
Q

antibiotica Campylobacter

A

resistentie laatste jaren omwille van veelvuldig antibioticagebruik in pluimvee-industrie​

59
Q

Zuurstof tolerantie Helicobacter​

A

micro aërofiel

60
Q

Gramkleuring Helicobacter​

A

Gram negatief

61
Q

Vorm Helicobacter​

A

Komma tot spiraalvormig

62
Q

Pathogeniteit Helicobacter​

A

Maagaandoeningen

63
Q

Hoe is Helicobacter​ aangepast om te overleven in de maag?

A

bezit sterke urease -> NH3 komt voortdurend vrij waardoor maagzuur wordt geneutraliseerd​

64
Q

Urease Helicobacter

A

Sterk positief

65
Q

Serologie bij Helicobacter

A

IgG antilichamen opsporen is nuttig om infectie uit te sluiten​