Hoofdstuk 11 Flashcards

1
Q

Wat is de voornaamste functie van de voorhersenen (beweging)?

A

Het initiëren van beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de voornaamste functie van de hersenstam (beweging)?

A

Soort-specifieke bewegingen aansturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de voornaamste functie van het ruggenmerg (beweging)?

A

Het uitvoeren van beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de voornaamste functie van de basale ganglia (beweging)?

A

Het reguleren van kracht die nodig is om een beweging uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de voornaamste functie van het cerebellum (beweging)?

A

Het reguleren van timing en nauwkeurigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe worden bewegingen geïnitieerd in de voorhersenen?

A

De prefrontale cortex plant de beweging en beslist dat je dat uit gaat voeren, daarnaast organiseert de premotorische cortex de motor sequenties die nodig zijn. De primaire motorische cortex genereert actiepotentialen en zet de beweging in gang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er bedoeld met dat de corticale controle van gedrag hiërarchisch is?

A

Het gaat in een bepaalde volgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt er bedoeld met dat de corticale controle parallel is?

A

Dat er meerdere dingen tegelijkertijd kunnen uitgevoerd worden in het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is ruimtelijke codering?

A

Dat een plek van je lichaam ook een plek heeft in je cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit: lichaamsdelen in de cortex zijn onevenredig en discontinu

A

Onevenredig: sommige delen hebben relatief meer cellen dan in de cortex
Discontinu: dingen die in je lichaam naast elkaar zitten, hoeven niet zo geordend te zijn in de cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is contraint-induced therapy / dwangmatige therapie?

A

Je dwingt de patiënt om gebruik te maken van een beschadigd lichaamsdeel, zodat de plasticiteit van je brein sneller helpt bij het herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe gaat de corticospinale tractus?

A

Laag 5 motorische cortex –> anterieure hoorn in ruggenmerg, piramides –> in medulla/hersenstam kruist 90% contralateraal –> verbinding met interneuronen en motorneuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke axonen kruisen in de tractus corticospinalus naar de andere kant van de medulla?

A

De axonen die gaan over distale spieren, zoals in de vingers en ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe heet de tractus die bestaat uit de gekruiste axonen in na de medulla? Welke delen van het lichaam stuurt het aan?

A

Laterale corticospinale tractus. De ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heet de tractus die bestaat uit de axonen die niet kruisen na de medulla? Welke delen van het lichaam stuurt het aan?

A

Ventrale corticospinale tractus. De romp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de belangrijkste neurotransmitter in spieren?

A

Acetylcholine

17
Q

Hoe werkt acetylcholine in de spieren?

A

Het wordt vrijgelaten door motorneuronen en hecht zich aan kanalen op de spieren. Die gaan dan open, en wat wekt een actiepotentiaal op

18
Q

Wat is de belangrijkste neurotransmitter in de basale ganglia?

A

Dopamine

19
Q

Hoe heet het als er een tekort aan dopamine is in de basale ganglia? Wat gebeurt er dan?

A

Hypokinesie, bewegingen komen moeilijk in gang door een gebrek aan kracht

20
Q

Hoe heet het als er een overschot aan dopamine is in de basale ganglia? Wat gebeurt er dan?

A

Hyperkinesie, er zijn excessieve en onwillekeurige bewegingen door te veel kracht. Bijvoorbeeld Gilles de la Tourette

21
Q

Wat doen de verschillende gebieden van het cerebellum bij beweging?

A

De basis controleert de ogen en balans
Het mediale deel controleert het gezicht en de romp
Het laterale deel ondersteunt beweging van ledematen

22
Q

Wat wordt aangetast als je schade hebt aan je cerebellum?

A

Je hebt dan moeite om timing en nauwkeurigheid van bewegingen aan te passen, en je kan je bewegingen niet zo goed meer controleren

23
Q

Hoe heet het systeem dat zorgt voor evenwicht?

A

Het vestibulaire systeem

24
Q

Welke twee soorten receptoren zijn er in het vestibulaire systeem?

A

Booggangen en otolieten

25
Q

Hoe werken de booggangen?

A

Er zijn 3 kanalen die allemaal een andere richting op gaan. Die zijn gevult met haartjes en endolymphe. Als de haartjes getriggert worden dan kan dat een actiepotentiaal in gang zetten

26
Q

Hoe werken otolieten?

A

Er is een soort gelei-achtige substantie met trilhaartjes. Als die buigen dan triggert dat een actiepotentiaal

27
Q

Wat is nociceptie?

A

De waarneming van pijn, temperatuur en jeuk

28
Q

Wat is haptitatie/hapsis?

A

De waarneming van aanraking en druk

29
Q

Wat is proprioceptie?

A

Het waarnemen van lichaamslocatie, spierverlening en beweging van gewrichten

30
Q

Wat is het verschil tussen snelle en langzame aanpassende receptoren?

A

Snel aanpassende receptoren vuren wanneer een stimulatie begint en eindigt, maar niet daartussenin
Langzaam aanpassende receptoren vuren alleen terwijl de stimulus er is

31
Q

Hoe gaat informatie in het posterieure tract vanuit het somatosensorische systeem naar de cortex? Welke informatie wordt hierin gezonden?

A

Hapsis en proprioperceptie. Ruggenmerg –> dorsale kolommen –> kruist naar andere zijde in hersenstam –> thalamus –> cortex

32
Q

Hoe gaat informatie in het anterieure tract vanuit het somatosensorische systeem naar de cortex? Welke informatie wordt hierin gezonden?

A

Nociceptie. Dorsale kant van wervelkolom –> kruist naar andere kant van ruggenmerg –> thalamus –> cortex

33
Q

Wat is een monosynaptisch reflex?

A

Een reflex waar geen motorische cortex bij betrokken wordt, maar het ruggenmerg

34
Q

Wat stelt de pain gating theorie?

A

De theorie stelt dat je minder pijn hebt als je ergens over wrijft, omdat pijn en tastzin langs dezelfde interneurons gaan. En wrijve (tast) zou de neuron inhiberen voor pijn, waardoor pijn niet verwerkt wordt

35
Q

Wat is uitstralende pijn?

A

Pijn die voorkomt als een inwendig orgaan pijn doet, en je dat voelt aan de buitenkant van je lichaam. Omdat dat op dezelfde plek in de cortex verwerkt wordt

36
Q

Wat gebeurt er bij sensorische deprivatie?

A

Dan zal het brein zelf sensorische informatie opzoeken of creëren, bijvoorbeeld door te hallucioneren