Hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

Wat is geluid?

A

Lucht dat in golven trilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is frequentie? Waarin meet je het?

A

De hoeveelheid trillingen per seconde, de toonhoogte. Gemeten in Hertz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is amplitude? Waarin meet je het?

A

De sterkte van de geluidsgolven, volume. Gemeten in Decibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is timbre?

A

De complexiteit van geluid, omdat de meeste geluiden een combinatie zijn van verschillende frequenties en amplitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanaf hoeveel decibel heb je grote kans op gehoorschade?

A

Vanaf de 100 decibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij hoeveel decibel harder heb je het gevoel dat het volume verdubbeld is?

A

Bij 3 decibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat timbre?

A

Een fundamentele frequentie, de laagste toon. En de overtonen (hogere tonen die gedeeld kunnen worden door de fundamentele frequentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat het uitwendige oor?

A

De oorschelp, de gehoorgang en het trommelvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet de oorschelp?

A

Het vangt geluid op en reflecteert het naar de gehoorgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van de gehoorgang?

A

Het resoneert geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van het trommelvlies?

A

Het begint te trillen wanneer er een geluidsgolf tegenaan komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke drie onderdelen heeft het middenoor?

A

De hamer, het aambeeld en de stijgbeugel (de gehoorbeentjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen de gehoorbeentjes?

A

Ze nemen de trilling vanuit het trommelvlies over en versterken het. De stijgbeugel zit vast aan het ovale venster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 5 onderdelen heeft het binnenoor?

A

Het ovale venster, ronde venster, slakkenhuis, orgaan van Corti en de gehoorzenuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de functie van het ovale venster?

A

Het beweegt door de trilling van de stijgebeugel en zet zo vloeistof in het slakkenhuis in beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van het slakkenhuis?

A

In het slakkenhuis zitten vloeistof en receptorcellen die trilling overnemen en ontvangen

17
Q

Wat is de functie van het orgaan van Corti? Welke 3 onderdelen heeft het?

A

Het bestaat uit het basilair en tectoriaal membraan, en haarcellen. De haarcellen zitten in het basilair membraan. Het zet geluidsgolven om in neurale activiteit door actiepotentialen op te wekken

18
Q

Wat is de functie van het ronde venster?

A

Het kan uitzetten waardoor de vloeistof in het slakkenhuis kan bewegen

19
Q

Wat is het verschil tussen binnenste en buitenste haarcellen in het orgaan van Corti?

A

Buitenste haarcellen zijn verbonden met het tectoriaal membraan, en hebben een motorfunctie en kunnen de membranen stijver maken om zo de binnenste haren te beïnvloeden
Binnenste haarcellen zijn auditief en kunnen actiepotentialen genereren

20
Q

Wat is de functie van de gehoorzenuw? Waaruit bestaat het?

A

Het zendt auditieve informatie naar de hersenen. Bestaat uit de axonen van binnenste haarcellen

21
Q

Welke haarcellen kunnen niet regenereren?

A

Binnenste haarcellen

22
Q

Wat is tonotopische organisatie?

A

Het fenomeen dat het basilair membraan zo gecodeerd is dat hoge frequenties aan het begin liggen en verder naar achter het lager wordt

23
Q

Hoe heet het uiterste punt van het basilair membraan?

A

De apex

24
Q

Waar is tonotopische organisatie goed voor?

A

Het zorgt ervoor dat we toonhoogtes kunnen onderscheiden van elkaar

25
Q

Wat is de uitzondering van tonotopische codering?

A

Onder de 200Hz wordt het temporeel gecodeerd, en is de frequentie gelijk aan de afvuursnelheid van de neuronen

26
Q

Wat zijn twee manieren waarop de geluiden kunnen lokaliseren?

A

Interaural time difference, het verschil van aankomsttijd in je orgen
Interaural intensity difference, het verschil in volume tussen je oren

27
Q

Welke twee hersengebieden zijn betrokken bij het bepalen van locatie van geluid?

A

De superior olivary en de trapezioid body

28
Q

Welk hersengebied zorgt voor taalbegrip? Wat is de locatie daarvan?

A

Het gebied van Wernicke, ventraal en temporaal, links

29
Q

Welk hersengebied zorgt voor taalproductie? Wat is de locatie daarvan?

A

Gebied van Broca, dorsaal en frontaal, links

30
Q

Waar wordt muziek verwerkt in de hersenen?

A

In de rechter hersenhelft