Hoofdstuk 1 : welzijnsbenadering Flashcards

1
Q

Hedonistische welzijnsbenadering

A

Aristrippus : doel van het leven : maximale plezier
Hapiness: som van Hedonistische momenten

Utilitarisme : individuele geluksmaximalisatie (economie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kritiek op de economische visie

A

Well being: wel feeling : aanwezigheid van positieve gevoelens en afwezigheid van negatieve gevoelens
Maar wat met levenstevredenheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eudaimonische welzijnsbenadering

A

Aristoteless : verwerpt geluk als belangrijkste criterium voor welzijn
Welzijn bestaat uit actualisatie van menselijke mogelijkheden –> Goed doen en goed leven

Erik Fromm : Onderscheid tussen geluk dat tijdelijk is en geluk dat voor langer duur is en goed is voor de menselijke groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toepassing van de Eudaimonische welzijnsbenadering

A

Waterman : Personal Expressiveness
Ryf en Singer : Psychological well being omvat zes aspecten
Ryan : Self determanition theory : 3 fundamentele psychologische noden: autonomie, bekwaamheid en samenhang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Capaciteitsbenadering

A

Amartya Sen 1993
Heeft kritiek op de economische visie
Dus je hebt een set: bijvoorbeeld studeren of niet –> dat zijn uw capaciteiten
Functievorming: je kiest ervoor om te studeren
Meerwaarde?
Zelfde situatie, maar uitkomst is anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Objectieve welzijnsmaten

A

leefsituatie index: gezondheid, woonsituatie, sociale participatie
Human Development index
Kwaliteit van het leven : functionele beperking: het is niet 100% objectief, want jij kiest zelf ervoor voor wat als belangrijk kan gezien worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Multidimensionele welzijnsdefinitie

A

Lauwers vier dimensies van welzijn

  1. Individuele behoeftebevrediging
  2. Persoonlijke ontwikkeling
  3. Waarborging burgerrechten en sociale ongelijkheid
  4. Volwaardige sociale participatie integratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welvaart als katalysator van welzijn

A

Layard 2005

Welvaart en groei stimuleren enkel elkaar op de vroegste fase van de economische ontwikkeling –> easterlinparadox

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Easterlinparadox

A

Op één moment in de tijd is er wel een verband tussen welvaart en welzijn. Voorbeeld periode na de WOII, toen was er een proportionele toename van welzijn. Op langer termijn neemt het marginaal nut van welvaart voor welzijn af.
Noodzakelijke voorwaarde voor een hoog welzijn: op individueel niveau relatie geld welzijn belangrijk, indien het basisbehoeften vervult. Maar het is dus geen voldoende voorwaarde voor hoogwelzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Doelen van welzijnszorg

A

Bradshow : een omvattend welzijnsbeleid : organiseren van welzijnszorg en diverse aspecten van het welzijn van de bevolking
Lauwers : de vier dimensies van welzijn ( zie vorige)
Breda : sociale integratie door het bestrijden en vereenzaming en vervreemding opsplitsen in
Sociale integratie of micro niveau en sociale stabiliteit op macro niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vormen van zorg

A

crowding out substitue hypothese : als er meer informele zorg is, dan heb je minder formele zorg nodig
Crowding in/ communicerende vaten hypothese: Als er minder informele zorg is, dan is er meer formele zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Empirie over vormen van zorg

A

Penning : formele zorg verdringt familiale zorg allerminst (crowding in hypothese)
Arntz : Persoonlijk budget zorgt voor betere gezondheidsuitkomsten, maar verhoogde uitkomsten voor crowding out. –> zorgt voor ongelijkheid in de zorg–> mattheus effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Anderson model voor gezondheidszorggebruik

A

Zorggebruik wordt bepaald door interactie tussen factoren op
1.) Macroniveau : SL ( technologie, waarden en normen)
2.)Mesoniveau : gezondheidssysteem ( organisatie, middelen
3.) Microniveau : individuele karakteristieken
Dus zorgaanbod afstemmen op de zorgvraag op verschillende niveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Afstemming van het zorg aanbod op de vraag : macroniveau

A

Macroniveau :

  1. Zorgbeleid richten op gelijkheid : sociale participatie
  2. Zorgbeleid richten op sociale cohesie en stabiliteit: vereenzaming en vervreemding tegen te gaan
  3. optimaal gebruik voor beperkte openbare middellen: optimale mix formele en informele zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Afstemming van het zorg aanbod op de vraag : mesoniveau

A

Mesoniveau :

  1. Interorganisationele netwerken van welzijnsorganisatie : efficient doorspelen van relevante informatie en goede samenwerking
  2. Ict toepassingen op informatie uit HV-organisaties optimaal te gebruiken : verzameling van gegevens in één centrale databank
  3. Competent communities : creëren van sociaal bewustzijn in lokale buurten, stimuleren ontmoetingsplekken voor behoeften
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afstemming van het zorg op de vraag : microniveau

A

Microniveau

  1. Empowerment van de cliënten –> Kwetsbare groepen versterken en zelfredzaamheid versterken
  2. Relatie HV –> optimale mix tussen vertrouwen en controle
  3. Zorg op maat : outreachend werken en gestructureerd werken
17
Q

Welzijnszorg in Belgie

A

Verschil tussen sociale zekerheid, sociale bijstand en welzijnszorg