Hoofdstuk 1: Basis Flashcards

1
Q

Gedrag

A

Gedrag bestaat uit patronen in de tijd

Elke vorm van observeerbare acties of reacties van een mens of dier in reactie op externe of interne prikkels (stimuli)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaan de meeste vormen van gedrag?

A

Een mix van aangeboren en aangeleerde (re)acties

Deze “mix” varieert sterk tussen diersoorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fylogenetische ontwikkeling

A

Ontwikkeling van hogere diersoorten uit lagere diersoorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontogenetische ontwikkeling

A

Ontwikkeling van de individuele mens uit zaadcel + ei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn 4 bekende voorouders van de moderne mens?

A

Australopithecus “zuidelijke aap”
Homo habilis “handige mens”
Homo erectus “rechtopstaande mens”
Homo sapiens “wetende mens”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Encefalisatiequotiënt (EQ)

A

Feitelijk hersengewicht gedeeld door het verwacht hersengewicht (op basis van lichaamsgewicht)

Van de mens –> EQ 7.0 (verdrievoudigd in ~4 miljoen jaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn 3 verklaringen voor dat het brein zo groot is geworden?

A

Leefwijze: fruit eten, voorverteren, sociale interactie
Efficiënte koeling: bloedcirculatie in brein als radiator
Neotenie: ‘vertraagde’ ontwikkeling –> eigenschappen uit juveniele fase van voorouders blijven behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly