Hoofdstuk 1 Flashcards

Wat is sociale psychologie

1
Q

Wat is sociale psychologie?

A

De sociale psychologie bestudeerd de invloed van de aanwezigheid van anderen op het gedrag van een individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de “dancing plague”

A

Een fenomeen dat in 1518 in Straatsburg plaats vond. Mensen begonnen te dansen, wouden het niet en konden ook niet stoppen. Velen werden uitgeput en sommigen zijn zelfs dood gegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het materiële object (doel) van de sociale psychologie

A

Hoe het gedrag van het individu wordt beïnvloed door anderen. Dit betreft het bewuste en observeerbare evenals de subtiele en onbewuste invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het formele object (doel) van de sociale psychologie

A

De wetmatigheden. Het verklaren en begrijpen van gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen algemene psychologie en sociale psychologie?

A

Algemene psychologie: het gedrag dat een individu vertoond in normale omstandigheden, dat betekent ook dingen die we alleen doen, zoals herinneringen opslaan, emoties ervaren, etc.
Sociale psychologie gaat over het gedrag in sociale context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen sociologie en sociale psychologie?l

A

Bij sociologie gaat het eerder over de wetmatigheden, het gedrag van de groep. Bij sociale psychologie gaat het over het gedrag van de individu in een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de bredere definitie van Sociale Psychologie

A

Sociale psychologie is een studie die tracht te begrijpen, verklaren en voorspellen hoe de gedachten, gevoelens en gedragingen van individuen beïnvloed worden door de waargenomen, ingebeelde of impliciete gedachten, gevoelens en gedragingen van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was er voor de sociale psychologie?

A

Filosofie in de klassieke oudheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie waren de twee belangrijkste filosofen uit Griekenland? En wat waren hun theorieën?

A

Plato: mens streeft eigen belang na in zijn relaties met anderen

Aristoteles: mens is van nature een gemeenschapswezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurde er in de periode van eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw?

A

Eerste stappen sociale psychologie samen met het ontstaan van de psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe was de situatie voor wereld oorlog 2?

A

Zoektocht naar eigen identiteit

  • Definitie sociale psychologie =sociale beïnvloeding (Allport,1924)
  • Thema’s: sociale waarneming en attitudes
  • Sociometrie = interpersoonlijke relaties in kaart brengen (cfr.sociologie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe was de situatie na wereld oorlog 2 en de koude oorlog?

A

Grote bloei van sociale psychologie

  • Thema’s vanuit oorlogsvoering en rassenhaat:leiderschap, gehoorzaamheid, groepsdruk (im)moreel gedrag, vooroordelen, enz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom werden de themas die na de 2de wereld oorlog aangekaart werden opnieuw relevant in de VS?

A

Koude oorlog met Rusland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe was de situatie in de tweede helft van de 20ste eeuw?

A

boeken, experimenten werden beroemd (Bv, festinger en sektes, zimbardo en prison experiment)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Zoom fatigue?

A

Mentale uitputting die optreedt bij het veelvoudig meedoen en luisteren naar zoom meetings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het grotsyndroom?

A

Na lange tijd geen sociaal contact te hebben gehad, gaat het moeilijk zijn voor sommige mensen om sociaal contact weer aan te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is huidhonger?

A

Na een langdurig gebrek aan fysiek contact met andere mensen, bv een knuffel, beginnen we de prikkels te missen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is insula?

A

Een deelgebied helemaal centraal in de hersenen die tast en aanraking aan emotionele beleving koppelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is oxytocine?

A

Hormoon dat een belangrijke rol heeft in onze sociale contacten en het geluksgevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is introversie?

A

Iemand die meer behoefte heeft aan dingen alleen te doen en niet graag in grote groepen zit.

21
Q

Wat is verlegenheid precies?

A

Het hebben van negatieve gevoelens zoals angst, stress en onzekerheid tijdens bepaalde sociale situaties en je hierdoor meer teruggetrokken gedragen. Het is meer een last dan een keuze

22
Q

Wat is schaamte?

A

Een tijdelijke emotie die is verbonden aan een handeling of gedrag die vaak samenhangt met een gevoel van angst en schuld om geëvalueerd te worden

23
Q

Wat is emotionele intelligentie?

A

Het kennen en begrijpen van je eigen emoties en die van anderen

24
Q

Wat is is compassie?

A

Je voelt niet mee met iemand, je voelt voor hen.

25
Q

Wat is empathie?

A

Zich kunnen inleven in anderen

26
Q

Wat zijn spiegelneuronen?

A

Cellen die zowel verbonden zijn met de motorische cortex als de hersendelen die verantwoordelijk zijn voor het ervaren van gevoelens. Bv, baby die glimlacht omdat jij dat doet

27
Q

Het pygmalion-effect

A

Je verwacht dat iemand goed gaat presteren, je behandeld die persoon beter, uiteindelijk is er dan ook een betere prestatie

28
Q

Het Golem-effect

A

Je verwacht dat iemand slecht gaat presteren, je verwaarloosd hen of behandeld hen slechter, uiteindelijk is er dan ook een slechtere prestatie

29
Q

Waaruit bestaat empathisch vermogen?

A
  1. attitude
  2. vermogen
30
Q

Wat zijn de drie dimensies van een onderzoek?

A
  1. Breedte
  2. Diepte
  3. Hoogte
31
Q

Wat betekent breedte?

A

De sociale psychologie moet een zo breed mogelijk veld, onderzoeksgroep, zo veel mogelijke aspecten van de theorie, etc onderzoeken

32
Q

Wat betekent Diepte?

A

De sociale psychologie moet zo diep mogelijk gaan.

33
Q

Wat betekent hoogte?

A

Een theorie moet in de hoogte opgebouwd worden, steen voor steen. Hoe meer fenomenen je theorie uitlegt, hoe beter

34
Q

Wat is een socius?

A

De andere persoon in de sociale situatie

35
Q

Wat is een rolspeler?

A

Iemand die alleen maar doet alsof hij deel uitmaakt van het onderzoek, weet wat er in het echt gebeurd.

36
Q

Pseudo-proefpersoon?

A

Ander woord voor rolspeler

37
Q

Naïve proefpersoon?

A

Echte proefpersoon

38
Q

Experimentele conditie

A

situatie waarin de proef personen op basis van de hypothese een bepaalde manipulatie ondergaan

39
Q

Controleconditie

A

nulmeting om na te gaan wat het gedrag is van een proef persoon zonder manipulatie

40
Q

Jukconditie

A

2proefpersonen ondergaan exact dezelfde onaangename prikkel. Ze moeten dus hetzelfde juk dragen

41
Q

Onafhankelijke variabele

A

verandering die je aanbrengt in de omgeving, manipulatie in je proefopstelling

42
Q

Afhankelijke variabele

A

factor die wijzigt door de onafhankelijke variabelen (=wijziging in gedrag)

43
Q

Storende factoren

A

omgevingssituaties of persoonseigenschappen die niet algemeen geldend zijn en het resultaat vertekenen

44
Q

Wat zijn de voordelen van een experiment?

A
  • Het is een labosituatie, je hebt dus een controle over de variabelen
  • Het is herhaalbaar
45
Q

Wat zijn de nadelen van een experiment?

A
  • Kan tegen de deontologie in gaan
  • Kan reactief gedrag veroorzaken
  • Demand characteristics
    -Proefleiderseffect
46
Q

Wat is reactief gedrag?

A

Gedrag dat wordt uitgelokt juist omdat dit een experiment is. Bv proefpersoon gedraagt zich anders wetend dat dit een experiment is

47
Q

Wat zijn “demand characteristics”?

A

Proefpersoon gedraagt zich zoals hij verwacht dat er van hem verwacht wordt.

48
Q

Wat is het proefleiderseffect?

A

De proefleider heeft bepaalde verwachten en dit beïnvloedt zijn interpretatie/gedrag