Hoofdstuck 2 Flashcards
1
Q
Aanbieden (separable)
A
To offer
2
Q
Genieten
A
To enjoy
3
Q
Lijken op
A
To resemble
4
Q
Ontvangen (ontving, ontvangen)
A
To receive
5
Q
Opvallen
A
To stand out
6
Q
Trekken (trok, getrokken)
A
To pull / to attract
7
Q
Kust, de
A
The coast
8
Q
Vooral
A
Mostly
9
Q
Provincie, de
A
Province
10
Q
Doorbrengen (bracht door, doorgebracht)
A
Spending time
11
Q
Stijgen (steeg, is gestegen)
A
To rise
12
Q
Opleveren
A
To yield
13
Q
Ruim
A
At least / space
14
Q
Geliefd
A
Beloved
15
Q
Bestemming,de
A
Destination