Hindi Flashcards
1
Q
vanaf
A
se
2
Q
aksar
A
vaak
3
Q
vaak
A
aksar
4
Q
Zwart
A
Kaala
5
Q
Pera (rare r)
A
Boom
6
Q
Saman
A
Zaak, ding, tas enz.
7
Q
Calo bahar
A
Let’s go outside
8
Q
Pila
A
Geel
9
Q
Nila
A
Blauw
10
Q
Upar (calo upar)
A
Naar boven (let’s go up)
11
Q
Niche (calo niche)
A
Naar beneden (let’s go down)
12
Q
Mera glass
A
Mijn glas
13
Q
Ap ook bij bv Swasti tov Sheila
A
Ap ook bij bv Swasti tov Sheila
14
Q
Bad men
A
Later
15
Q
Tanda
A
Koud
16
Q
Safeet
A
Wit
17
Q
Divaar
A
Muur
18
Q
Kapra kapre
A
Kleren
19
Q
Meij thori thori hindi bolta hoen (thori want betrekking op hindi), bolta want ik ben man
A
Meij thori thori hindi bolta hoen (thori want betrekking op hindi), bolta want ik ben man
20
Q
Kabhi nahin
A
Nooit
21
Q
Bilkul nahin
A
Helemaal niet
22
Q
Ghar par nasjta karta hun
A
Ik eet ontbijt thuis
23
Q
Raajan dillii kaa hai, Citraa dillii kii hai
A
Raajan dillii kaa hai, Citraa dillii kii hai
24
Q
ii iyaan ii iyon
A
Verkorting i feminine
25
Kabhii nahiin
Nooit
26
Is sal
Dit jaar
27
Is mahine
Deze maand
28
Juun kaa mahiinaa
De maand juni
29
islie
C'est pourquio
30
isiilie
C'est justement pourquoi
31
Sharma Ji bahut bolte hain (bolte hain en niet bolta hai, dus wordt dus precies niet met een gewone hij gelijkgesteld)
Sharma Ji bahut bolte hain (bolte hain en niet bolta hai, dus wordt dus precies niet met een gewone hij gelijkgesteld)
32
meri mammiji khana banati hain(!) *door de ji denk ik
meri mammiji khana banati hain(!) *door de ji denk ik
