Duits 18/05-x Flashcards
Eine Schachtel (n)
Een doos, een doosje
Eine Pappschachtel, Ein Pappkarton (s of e), Ein Karton
Een kartonnen doos
Schlaf gut!
Slaapwel
Der Chef (s)
De baas, de leider
freudvoll
vreugdevol
Selbst vs selber
Selbst neutraal, selber iets informeler en meer voor gesproken taal
Ich mag ihn cremig und süß (dus ihn kan naar Objekt verwijzen, etenswaar bijvoorbeeld)
Ik heb hem het liefst crèmig en zoet
Ich bevorzuge (niet züge)
Ik verkies
Staunen
Verwonderd kijken, opkijken
Staunen
Verwonderd kijken, opkijken
Das Patenkind
Het petekind
Der Stuhl (üle)
De stoel
Die Bekanntschaft (jemands Bekanntschaft machen)
Het leren kennen van iemand, het feit iemand te kennen
Der Duft (Düfte)
De geur, het aroma
pünktlich kommen
Op tijd komen