Hfst 9 Motivatie En Emotie Flashcards

1
Q

Motivatie

A

Term voor alle processen die te maken hebben met aanzet, de richting, de intensiteit en het volhouden van lichamelijke en psychische activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Extrinsiekemotivatie

A

Zet een organisme tot actie aan; cijfers, eten, drinken, beloningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intrinsieke motivatie

A

Ontstaat vanuit persoon zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Prestatiemotivatie of prestratiedrang

A

Een geestelijke toestand die een psychologische behoeften voor oorzaak om een moeilijk maar aantrekkelijk doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Individulisme (westerse wereld)

A

Het standpunt dat individuele prestaties en jezelf onderscheiden erg belangrijk zijn -westelijke wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Collectivisme (Afrika, azie)

A

Het standpunt dat groepsloyaliteit en het aanzien van de groep belangrijker zijn dan individuele prestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Over rechtvaardiging

A

Proces waarbij een extrinsieke beloning een interne motivatie verdringt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Flow

A

Intense concentratie op een bepaalde activiteit. Gaat gepaard met bijna extatische gevoelens. Flow heeft te maken met intrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Instinct theorie

A

Idee dat bepaalde gedragspatronen worden bepaald door aangeboren factoren. Hield geen rekening met de effecten van leren en gebruikte instincten vooral als labels, in plaats van als verklaringen voor gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biologische drijfveer

A

Een motief, zoals dorst, dat primair biologisch is. Een drijfveer is een toestand van energie of spanning die een organisme beweegt om een biologische behoeften te vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behoefte

A

Biologische on evenwichtigheid (zoals uitdroging) die de overleving in gevaar brengt als het evenwicht niet wordt hersteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drijfveer theorie

A

Alternatief voor instinct theorie. Verklaart motivatie als een proces waarin biologische behoeften een drijfveer produceert die het gedrag aanstuurt in een zodanige richting dat in de behoefte wordt voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Homeostase

A

Neiging van het lichaam om een biologisch evenwicht te handhaven. Organismen die een biologische on evenwichtigheid ervaren (gebrek aan water) voelen de aandrang om het homeostatische evenwicht herstellen (door te drinken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behoefte hiërarchie (Maslow)

A

Het idee dat behoefte zich in volgorde van belangrijkheid aanbieden, de biologische behoeften zijn de meest basale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zelf determinatie theorie

A

Theorie over motivatie die verondersteld dat mensen van nature proactief hun omgeving vormgeven en dat deze activiteit gericht op groei en integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fysiologische arousal

A

Verandering op neutraal, hormonaal, visceraal of musculair niveau. Zoals versnelde hartslag, blozen, verbleken, zweten, snel ademhalen

17
Q

Cognitieve interpretatie

A

Persoonlijke ervaring van de interne affectieve toestand. Zoals gevoelens van woede, verdriet, geluk

18
Q

Subjectieve gevoelens

A

Betekenis toekennen aan de emotionele ervaring op grond van herinneringen en perceptuele processen. Zoals iemand de schuld geven, in bedreiging waarnemen

19
Q

Gedragsmatige expressie

A

Emotie uitdrukken door gebaren, gezichtsuitdrukkingen of andere handelingen. Zoals glimlachen, huilen, om hulp roepen

20
Q

James-lange-theorie

A

De theorie dat een emotie oproepende stimulus eerst een lichamelijk respons veroorzaakt, die vervolgens een emotie produceert (je voelt je verdrietig omdat je huilt)

21
Q

Cannon-bard-theorie

A

Theorie die stelt, in reactie op ideeën van James en lange, dat een emotioneel gevoel en een interne fysiologische Ri spons tegelijkertijd plaatsvinden: de één is niet de oorzaak van de ander. Beide werden als het resultaat van een cognitieve beoordeling van de situatie

22
Q

Twee factor theorie

A

Het idee dat in emotie ontstaat uit de cognitieve interpretatie van zowel lichamelijke arousal (factor één) als een emotie oproepen de stimulus (factor twee)

23
Q

Lateralisatie van emotie (goedweten)

A

Het idee dat de twee hersen helften uiteenlopende emoties op een verschillende manier beïnvloeden. De linker helft lijkt met name positieve emoties te beïnvloeden. Terwijl de rechter helft negatieve emoties beïnvloed

24
Q

De omgekeerde “u”

A

De omgekeerde u beschrijft de relatie tussen arousal en prestatie

25
Q

Arousal en prestatie

A

Zowel de hoge als de lage Arousalniveaus leidend tot slechtere prestaties dan een gemiddeld arousalniveau

26
Q

Emotionele intelligentie

A

Het vermogen om emotionele response te begrijpen en te beheersen