Hfst 1: Urinair stelsel Flashcards

1
Q

Wat is urosepsis?

A

systemische respons op een urineweginfectie verstaan, die gepaard gaat met onder meer koorts of hypothermie, tachy- of brachycardie, leukocytose of leucopenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de zijn de belangrijkste oorzaken van sepsis bij ouderen?

A

Pyelonefritis (= nierbekkenontsteking) en prostatitis (= prostaatontsteking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke factoren Kunnen de incidentie van uwi’s vargroten?

A
  • maligniteiten;
  • diabetes mellitus;
  • cardiovasculaire aandoeningen;
  • chronische pulmonale aandoeningen;
  • verminderde afweer;
  • een verblijfskatheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de primaire functie van de nieren?

A

het behoud van de homeostase om een optimale cel- en weefselfunctie mogelijk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe bekomen de nieren homeostase?

A
  • water- en zouthuishouding;
  • excretie van afvalproducten van het metabolisme;
  • behoud van belangrijke nutriënten;
  • strikte regulering van de zuur-basehuishouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke hormonen produceren de nieren?

A

renine, erythropoëtine en vitamine D3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat een nefron?

A

tubulaire structuur die bestaat uit de glomerulus, het kapsel van Bowman en de niertubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verloopt de productie van urine in het nefron?

A

T.h.v. de glomerulus wordt, door filtratie, voorurine gemaakt. In de niertubulus wordt de vloeistof door reabsorptie en secretie omgezet tot urine. De urine wordt afgevoerd via een systeem van verzamelbuisjes. Deze monden uit in nierkelken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verloopt het krijgen van aandrang om te plassen?

A

vullen blaas -> mechanoreceptoren -> plasreflex uitlokken -> blaasmusculatuur samentrekt en de interne sfincter ontspant (ring van glad spierweefsel, op overgang tussen de blaas en de urethra) -> drang
om te plassen: onderdrukt of worden gefaciliteerd door stimuli van hersenen -> externe sfincter => gestreept spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de algemene symptomen en klinische tekenen van een urologische pathologie?

A
  • mictieklachten
  • polyurie, oligurie en anurie
  • nycturie
  • functieklachten: retentie en incontinentie
  • hematurie
  • klankpijn
  • oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat bedoeld men met mictieklachten?

A

klachten die geassocieerd worden met urinelozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke mictieklachten zijn er?

A
  • dysurie: Moeilijk kunnen plassen en pijn of een onaangenaam gevoel bij plassen
  • strangurie of algurie: frequent en pijnlijk plassen
  • pollakisurie: Frequent plassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is polyurie?

A

een verhoogde urineproductie (> 3L/24u)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is oligurie?

A

urinedebiet van < 400-500 ml/24u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is anurie?

A

urinedebiet onder de 50 ml/24u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer komt nycturie vaak voor?

A
  • nierziekten
  • hartfalen
  • leverinsufficiëntie
  • slecht geregelde diabetes
  • mannen met benigne prostaathypertrofie
  • laat op de avond drinken van grote hoeveelheden vocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is urinaire retentie?

A
  • Wanneer urinelozing onmogelijk is
  • kan chronisch of acuut
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is overloop incontinentie?

A

Wanneer bij retentie de blaas zo vol is dat er continu kleine hoeveelheden urine worden geloosd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is incontinentie?

A

ongewild urineverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke vormen van incontinentie zijn er?

A
  • Bij stressincontinentie is er urineverlies bij inspanning, hoesten of lachen.
  • Bij urge-incontinentie zal het urineverlies voorafgegaan worden door een plotse drang om te plassen (urge), al dan niet gevolgd door onvrijwillig urineverlies.
  • gemengde vormen -> combinatie van stress en urge-incontinentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar kan ongewilde constante lekkage van urine op wijzen?

A

een abnormale verbinding tussen
de blaas en de vagina of een abnormale inplanting van de ureter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een neurogene blaas?

A

een disfunctie van de blaas als gevolg van neurologische schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de oorzaak van hematurie?

A

zeer divers en kunnen variëren van totaal schadeloos tot zeer ernstig zoals een maligne gezwel in de urinaire tractus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarvoor kan flankpijn een indicatie zijn?

A
  • nierstenen
  • infecties
  • aanwezigheid van bloedstolsel of tumor in de afvoergangen van de nier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarmee gaat de flankpijn meestal gepaard bij nierstenen?

A
  • pijn is acuut
  • belangrijke bewegingsdrang
  • misselijkheid
  • uitstralende pijn naar lies, labia of testiculaire regio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waardoor kan oedeem ontstaan?

A

overmatig verlies aan eiwitten in de urine, waardoor de osmotische druk daalt en er vocht gaat lekken naar de interstitiële ruimte tussen de cellen van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is urethritis?

A

ontsteking van de urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van urethritis bij de man?

A
  • seksueel contact;
  • een banale infectie;
  • een instrumentale handeling;
  • langdurige behandeling met een verblijfskatheter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van urethritis bij de vrouw?

A
  • gonokokken;
  • seniele urethritis (postmenopauze);
  • onvoldoende reinigingsmechanisme na de mictie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de symptomen van urethritis bij de man?

A
  • purulente afscheiding;
  • zwelling en roodheid aan de randen van de urinebuis;
  • branderig gevoel;
  • pijn bij het passeren van de urinestraal;
  • frequente urinelozing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de symptomen van urethritis bij de vrouw?

A
  • pijn;
  • purulente afscheiding bij vaginaal onderzoek en druk tegen de voorste vaginawand en
    urinebuis;
  • frequente en pijnlijke mictie;
  • veel mictiedrang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe kan de diagnose van urethritis gesteld worden?

A
  • aanwezigheid van afscheiding: de oorzakelijke kiem kan niet uit de urine gekweekt worden, maar enkel uit de etterige afscheiding vanuit de urethra;
  • onderzoek van de afscheiding op microben door een gekleurde uitstrijk;
  • kweken van de gonokokken op speciale voedingsbodems
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe wordt urethritis behandeld?

A

Antibiotica op voorschrift van arts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is Cystitis?

A

een infectie van de blaas. In de urine in de blaas vermenigvuldigen zich bacteriën die ook het slijmvlies van de blaas aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waarom verhoogd de kans op cystitis bij vrouwen na de menopauze?

A

Na de menopauze maken vrouwen minder oestrogeen aan. Dit leidt onder meer tot een verhoogde vatbaarheid van het vaginale slijmvlies voor bacteriële infecties en tot een verdunning van het slijmvlies in de urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn de mogelijke symptomen van cystitis?

A
  • algurie (= pijn bij het plassen);
  • pollakisurie (= frequent plassen);
  • een zeurende pijn in de onderbuik;
  • hematurie (= bloed in de urine);
  • pyurie (= etter in de urine);
  • strangurie (= branderige mictie);
  • dysurie (= moeilijke of pijnlijke mictie
37
Q

Hoe wordt de diagnose van cystitis gesteld?

A
  • microscopisch en bacteriologisch onderzoek
  • enkel wanneer er sprake is van pyurie
38
Q

Wat is de behandeling voor cystitis?

A

Een ongecompliceerde cystitis kan in 3 van de 10 gevallen genezen na 3 dagen. Als er geen spontane genezing is, is er antibiotica op voorschrift noodzakelijk

39
Q

Wat is pyelonefritis?

A

= nierbekkenontsteking
- gelokaliseerde ontsteking van de nier, het nierbekken en de filters (of glomeruli) van de nier

40
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van pyelonefritis?

A
  • vesico-ureterale reflux (vooral bij meisjes): terugvloeiing van de inhoud van de blaas naar de urineleiders door een drukverhoging of ontsteking in de blaas;
  • complicatie van een honeymoon-cystitis: gestegen seksuele frequentie;
  • zwangerschap;
  • onvoldoende behandelde cystitis;
  • verstopping van de urinewegen door nierstenen;
  • anatomische afwijkingen van de urinewegen;
  • katheterisatie van of stents in de urinewegen;
  • diabetes;
  • prostaatlijden
41
Q

Wat zijn mogelijke symptomen van pyelonefritis?

A
  • aanhoudende flankpijn;
  • koude rillingen en piekende koorts;
  • nausea en braken;
  • nierkolieken;
  • strangurie;
  • algurie;
  • pollakisurie
  • onophoudelijke drang tot urineren
42
Q

Hoe wordt de diagnose van pyelonefritis gesteld?

A
  • klinisch onderzoek bij een zwaar zieke zorgvrager naar lumbale slagpijn
  • Labo
    • urine: pyurie en/of hematurie
    • bloed: leukocyten, sedimentatie, CRP, hemocultuur
  • echografie van urinewegen
  • eventueel MRI of IVP (Intra Veneuze Pyelografie)
43
Q

Waaruit bestaat d behandeling voor pyelonefritis?

A
  • antibiotica op voorschrift: meestal intraveneus,
  • analgetica (pijnstillend);
  • antipyretica (koortsverlagend);
  • eventueel: spasmolytica (spasme-verminderend)
44
Q

Wat kan het gevolg zijn van onbehandelde pyelonefritis?

A

nierinsufficiëntie -> schade is onomkeerbaar

45
Q

Wat is nierinsufficiëntie?

A

een aandoening waarbij de nierfunctie (= het filteren van het bloed en
het uitscheiden van afvalstoffen in de urine) niet naar behoren verloopt

46
Q

Wat is ANI?

A

= acute nierinsufficiëntie
- het acuut ontoereikend functioneren van
de nieren
- meestal gevolg van shocktoestand, bv. door traumatische, chirurgische of infectieuze oorsprong

47
Q

Hoe ontstaat ANI?

A

Door de shock is er gedurende een
bepaalde tijd een daling van de bloeddruk, waardoor er onvoldoende bloed naar de nieren stroomt en de nefronen zo worden beschadigd. Als gevolg hiervan stapelen uremische afvalstoffen en vocht zich op in het lichaam

48
Q

Kan de nier na ANI terug normaal werken?

A

Na verloop van enkele dagen tot weken kan de nierfunctie volledig hernemen. De duur van deze periode is afhankelijk van de ernst van de uitlokkende oorzaak en van de opgetreden nierschade

49
Q

Hoe ontstaat chronische nierinsufficiëntie?

A
  • nierweefsel aangetast door aandoening die niet geneest ->deel van nier valt uit -> rest van nier extra hard werken -> aantasting weefsel gaat verder?: nier kan niet meer volhouden -> verminderde nierwerking -> symptomen
  • wnr 60% - 70% van de nier is uitgevallen -> afvalstoffen hopen op in bloed
  • 90-95% nier uitgevallen -> levensbedreigend -> niervervangende behandeling nodig
50
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken voor nierinsufficiëntie?

A
  • auto-immuunziekte;
  • diabetes;
  • atherosclerose;
  • hypertensie;
  • pyelonefritis;
  • nierstenen in combinatie met infecties;
  • overmatig gebruik van geneesmiddelen;
  • bloeding;
  • shocktoestand
51
Q

Wat zijn de mogelijke symptomen voor nierinsufficientie?

A
  • vermoeidheid;
  • algemene malaise;
  • oedeem ter hoogte van de enkels en/of het aangezicht;
  • hypertensie;
  • oligurie of anurie;
  • nausea en verminderde eetlust;
  • jeuk;
  • spierkrampen;
  • anemie
52
Q

Hoe wordt de diagnose nierinsufficiëntie gesteld?

A
  • urine- en bloedonderzoek (een verhoogde hoeveelheid ureum, creatine en kalium in het bloed)
  • CT-scan/ MRI-scan brengen eventuele afwijkingen van de nieren in beeld;
  • biopsie: weefsel wordt microscopisch onderzocht om de oorzaak vast te stellen;
  • echografie;
  • eventueel IVP om obstructie van de urinewegen op te sporen
53
Q

Wat is de behandeling voor nierinsufficientie?

A

nier-vervangende therapie: hemodialyse, peritoneale dialyse of niertransplantatie

54
Q

Hoe verloopt hemodialyse?

A
  • bloed buiten lichaam gezuiverd: bloed door een filter, de kunstnier, wordt gepomp
  • semipermeabel membraan
  • Aan ene kant vlies: propere vloeistof (spoelvloeistof of dialysaat), andere kant: het bloed
  • dubbele functie: afvalstoffen verwijderen + nuttige stoffen toevoegen
55
Q

hoe verloopt peritoneale dialyse?

A
  • buikvlies (peritoneum) als filter
  • bloed gezuiverd door inlopen van speciale vloeistof (het dialysaat) in buikholte -> Overtollig vocht en afvalstoffen uit bloed kunnen doorheen buikvlies naar de vloeistof in de buikholte verplaatst worden. De afvalstoffen worden verwijderd door de dialysevloeistof te laten uitlopen
56
Q

Wat zijn nierstenen?

A
  • samenklontering van onopgeloste kristallen in de urine
  • voornaamste stoffen: calcium, urinezuur en oxalaten
57
Q

Welke soorten nierstenen zijn er?

A
  • calciumstenen
  • non-calciumstenen: altijd infectieuze aard
58
Q

Bij wie komen nierstenen meer voor?

A

vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. De invloed van familiale voorgeschiedenis is nog niet bewezen

59
Q

Welke factoren kunnen het ontstaan ven nierstenen beïnvloeden?

A
  • anatomische anomalieën
  • nierinsufficiëntie
  • medicatie
  • voeding
  • ionenstoornissen
  • nierkolieken
  • hematurie
  • oligurie
60
Q

Welke anatomische anomalieën hebben een invloed op het ontwikkelen van nierstenen?

A

o kelkcysten;
o ureterstenose;
o klepdysfunctie met refluxpathologie

61
Q

Welke medicatie kan een invloed hebben op het ontwikkelen van nierstenen?

A

o calciumsupplementen;
o Vit D-supplementen

62
Q

Welke voeding kan een invloed hebben op het ontwikkelen van nierstenen?

A

o onvoldoende vochtopname (verhoogde urineconcentratie);
o inname van te veel zouten, eiwitten en koolhydraten

63
Q

Welke ionstoornissen kunnen een invloed hebben op het ontwikkelen van nierstenen?

A

o hypercalciurie (verhoogd calciumgehalte in de urine);
o een overdreven hoeveelheid urinezuur in de urine

64
Q

Wat zijn de symptomen van nierkolieken?

A

▪ ondraaglijke pijn die plots opkomt in de rug of de flanken;
▪ uitstralende pijn naar de lies en de schaamstreek;
▪ bewegingsdrang, rusteloosheid;
▪ vaak gepaard met misselijkheid en braken

65
Q

Hoe wordt de diagnose van nierstenen gesteld?

A
  • urineonderzoek
  • urinedebiet
  • bloedonderzoek
  • echo van de nieren: nagaan of de steen spontaan kan afgevoerd worden
  • RX van de nieren: nagaan of de steen spontaan kan afgevoerd worden;
  • spiraal CT;
  • MRI;
  • retrograde uretero-pyelografie: na vulling van het nierbekken wordt de afloop naar de blaas nagegaan
66
Q

Welke bloedonderzoeken worden er gedaan bij nierstenen?

A

o nierfunctie (ureum, creatine …);
o ionogram (natrium, calcium …);
o hemoculturen

67
Q

Wat zijn de verpleegkundige interventies bij nierstenen?

A
  • medicatietoediening:
    o spasmoliticum (bv. Buscopan®);
    o analgeticum;
    o NSAID’s (bv. Diclofenac®);
    o morfinederivaten (bv. Dipidolor®).
  • vochtbeleid;
  • controle van de urine;
  • controle van de mictie;
  • beweging stimuleren
68
Q

Wat zijn de medische interventies bij nierstenen?

A
  • ureteroscopie
  • external shock wave lithotripsy (ESWL
  • percutane niersteenoperatie (PNL)
  • klassieke operatie (invasief)
69
Q

Wat doet men bij een uretheroscopie?

A
  • endoscopische (inwendige) behandeling van een nier- of uretersteen
  • Met een camera via de urethra en ureter wordt de steen opgezocht en verwijderd
  • minimaal invasief
70
Q

Wat is external shock wave lithotripsy (ESWL)?

A
  • minimaal invasief
  • Vooral nierstenen met een maximale lengte van 15 mm en stenen in het bovenste deel van de ureter
  • Een elektromagnetisch, piëzo-elektrisch of elektrohydraulisch systeem creëert schokgolven die door een aantal fysische processen leiden tot fragmentatie van de steen
71
Q

Wat is een percutane niersteenoperatie (PNL)?

A
  • bij grote nierstenen
  • speciale endoscoop via de huid in het nierbekken ingebracht
  • stenen ter plaatse verbrijzeld en opgezogen
72
Q

Welke vormen van prostatitis zijn er?

A

acute bacteriële, de chronische
en de bacterieloze prostatitis

73
Q

Wat zijn de oorzaken van acute bacteriële prostatitis?

A
  • staphylococcus aureus: veel voorkomend, niet besmettelijk en geen gevaar bij seksueel contact;
  • recente blaasontstekingen;
  • een vergrote prostaat
74
Q

Wat zijn de mogelijke symptomen van acute bacteriële prostatitis?

A
  • ziek en koortsig;
  • rillingen;
  • pijn aan het perineum;
  • pijn laag in de rug of algemene spierpijn;
  • een prikkelend gevoel en pijn bij het plassen;
  • moeilijk kunnen plassen;
  • abnormale plasdrang, ook ’s nachts;
  • pijn bij de zaadlozing
75
Q

Hoe kan de diagnose van prostatitis worden gesteld?

A
  • rectaal onderzoek: warme, plaatselijk harde en gezwollen prostaat;
  • bloedonderzoek: stijging van het prostaat specifiek antigen (PSA)
76
Q

Wat is de behandeling van acute bacteriële prostatitis?

A
  • een antibioticabehandeling van 30 dagen om een chronische ontsteking te voorkomen;
  • pijnstilling;
  • rust
77
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van prostaatkanker?

A
  • erfelijkheid: verhoogd risico met minstens 1 eerstegraadsverwant met prostaatkanker;
  • leeftijd: vanaf 50 jaar neemt het risico op prostaatkanker toe in stijgende lijn;
  • voeding: voeding dat rijk is aan dierlijke vetten zou een hoger risico geven;
  • cadmium: mannen die werken in de rubber- en bandenindustrie zouden een verhoogd risico hebben
78
Q

Wat zijn de symptomen van prostaatkanker?

A
  • geen directe symptomen.
  • later stadium: pollakisurie en nocturie
79
Q

Hoe kan de diagnose van prostaatkanker gesteld worden?

A
  • PPA (= palpatio per anum);
  • CT- of MRI-scan;
  • bepalen van PSA
80
Q

Wat zijn de mogelijke behandelingen voor prostaatkanker?

A
  • radicale prostatectomie
  • radiotherapie
  • brachytherapie
81
Q

Wat is een radicale prostatectomie?

A
  • chirurgische verwijdering van de volledige prostaat, de zaadblaasjes en een deel van het omgevende weefsel
  • vaak gepaard met impotentie en incontinentie
82
Q

Wat is brachytherapie?

A

behandeling met straling tegen prostaatkanker door onder echografische begeleiding fijne naalden door het perineum in de prostaat te prikken en radioactieve zaadjes in te brengen

83
Q

Welke adviezen kan je geven om UWI’s te vermijden?

A
  • hydratie en diurese met een vochtinname van minimaal 2L per dag;
  • inachtname van toiletganghygiëne en houding;
  • een zorgvuldige afvoer van incontinentiemateriaal;
  • bij vrouwen:
    o na de defecatie een veegadvies van voor naar achteren;
    o goed uitplassen na seksueel contact
84
Q

Wanneer spreekt men van recidiverende urineweginfecties?

A

Bij 3 of meer infecties per jaar

85
Q

Welke soorten recidiverende urineweginfecties zijn er?

A
  • relaps
  • herinfectie
86
Q

Wat is een relaps?

A
  • wanneer er binnen de 2 weken na het beëindigen van de antimicrobiële behandeling opnieuw bacteriurie optreedt met hetzelfde, niet-verwijderde pathogeen
  • gerelateerd aan een endogene infectiebron, zoals nierstenen of een abces
87
Q

Wat is een herinfectie?

A

nieuwe urineweginfectie volgend op een succesvol behandelde, eerdere UWI
- meestal 4 weken of langer na de genezing van vorige infectie
- exogene herinfectie

88
Q

Welke vormen van niet-antibiotische profylaxe preventie voor UWI’s zijn er?

A
  • veenbessensap
  • vitamine C
  • estriol (oestrogeen): voor vrouwen in de menopauze
89
Q

Waarom is terughoudendheid aangewezen bij antibiotische profylaxe?

A

verhoogde kans op bijwerkingen op hoge leeftijd, de met de behandeling gepaarde kosten en bovenal het onbewezen nut van deze middelen + risico resistentievorming