Het huis Flashcards
Het huis/ De woning
The house
Het hek
The fence
De tuin
The garden/backyard
De hut
The cabin
De muur
The wall
Het dak
The roof
De deur
The door
De voordeur
The front door
De achterdeur
The back door
Het slot
The lock
De sleutel
The key
De brievenbus
The mailbox
De ingang
The entrance
De uitgang
The exit
De drempel
The threshold
Het raam/het venster
The window
De gang
The hallway
De hal
The hall
De mat
The mat
De kapstok
The coat rack
De woonkamer
The living room
De meubel/s
The furniture/s
De stoel
The chair
De tafel
The table
De lamp
The lamp
De vaas
The vase
De verwarming
The heater
De tv/televisie
The television
De radio
The radio
De kraan
The tap
Het aanrecht
The countertop
De trap
The stairs
De lift
The elevator
De verdieping
The floor
Het gebouw
The building
De keuken
The kitchen
De wc / het toilet
The toilet
Het bad
The bath
De douche
The shower
De handdoek
The towel
De spiegel
The mirror
De slaapkamer
The bedroom
Het gordijn
The curtain
De deken
The blanket
De kast
The closet
De studeerkamer
The study room
De zolder
The attic
De kelder
The basement
De wand
The wall
De vloer
The floor
Het plafond
The ceiling
Het huishouden
The household
The huisvrouw
The housewife
Het stof
The dust
De stofzuiger
The vaccuum
De emmer
The bucket`
De vaatwasser
The dishwasher
De magnetron
The microwave
De oven
The oven
De kamer
The room
Space or room
Ruimte
Het vrijstaand huis
Detached/single-family house
De droger
The dryer
De wasmachine
The washing machine
De openhaard
The fireplace
De vloeroppervlakte
The floor space
De oppervlakte
The surface
Fireplace
De open haard
