HC8: Motivatie en aandacht Flashcards

1
Q

motivatie =

A

gedrag dat iemand uitvoert om doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beloning =

A

iets geven als beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

reinforcement =

A

procedure om gedrag te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

positief reinforcement =

A

iets wat ze leuk vinden als ze goed gedrag vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

negatieve reinforcement =

A

iets wat iemand niet fijn vindt weghalen bij goed gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

positieve straf =

A

iets niet leuks geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

negatieve straf =

A

iets leuks afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

extinctie =

A

afleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

drugs invloed op:

A

tolerantie
afkickverschijnselen
dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tolerantie

A

respons minder bij zelfde dosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sensitisatie

A

1e dag respons en 2e dag grotere respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

afhankelijkheid

A

fysiek en psychologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

door drugs of zien van drugs gebeurt iets in amygdala

A

hogere activiteit en anterior cingulate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bij drugsverslaving dopamine vrij via 2 pathways

A

mesolimbische en mesocorticale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mesolimbische pathway

A

pleasure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mesocorticale pathway

A

motivatie, emotie

17
Q

mesolimbisch gaat naar …

A

nucleus accumbens

18
Q

mesocorticale gaat naar…

A

prefrontale cortex

19
Q

typen aandacht

A

focus/ selectief
sustained attention
divided attention

20
Q

focus/ selectieve aandacht

A

selectief focussen op doel stimuli

21
Q

sustained attention

A

behouden focus over de tijd

22
Q

divided attention

A

meerdere taken tegelijk

23
Q

gecontroleerde processen

A

bewuste aandacht
gelimiteerde capaciteit

24
Q

voorbeeld gecontroleerde processen

A

luisteren naar vreemde taal

25
Q

automatische processen

A

weinig bewuste aandacht
ongelimiteerde capaciteit

26
Q

voorbeeld automatische processen

A

moedertaal, lopen, zwemmen

27
Q

ADHD criteria aandacht

A

6 van 9

28
Q

ADHD criteria hyperactiviteit en impulsiviteit

A

6 van 9

29
Q

bij ADHD in brein:

A

minder bloed flow, minder hersenactiviteit, langzamere hersenactiviteit

30
Q

frontale cortex functie

A

attentie, plannen, werkgeheugen

31
Q

medicatie van ADHD gericht op:

A

domanierge systeem

32
Q

amfetamine, methylfenidaat/ ritalin

A

meer vrijkomen van dopamine en remming heropname

33
Q

effect medicatie adhd

A

beter concentreren, focussen, aandacht behouden en doelgericht gedrag, minder hyperactiviteit en impulsiviteit