HC6 week 3 Flashcards

1
Q

Insuline resistentie?

A

Een subnormale reactie op daling van de bloedsuikerspiegel na de toediening van insuline of de werking van endogene insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Glucoseopname door weefels bij diabetespatienten?

A

Glucoseopname door weefsels is lager bij de diabetespatienten dan de gezonde personen bij de vergelijkbare insulinespiegels als gevolge van insulineresistentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe vaak komt resistentie van insuline voor?

A
  • Meerderheid van T2DM patienten

- 25% van niet-obese personen met een normale glucosetolerantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is de insuline spiegel bij iemand met een goede insulinegevoeligheid nuchter?

A

Iemand met een goede insulinegevoeligheid heeft nuchter een lage insulinespiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke oorzaken voor insuline resistentie?

A
  • Pre-receptor niveau -> abnormale insuline of insuline-antilichamen
  • Receptorniveau -> verminderd aantal receptoren of affiniteit
  • Postreceptor -> abnormale signaaltranductie in de cel (komt het meest voor)
  • Glucose transporter -> verlaagd GLUT 4-molecuul
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar heeft de insulineresistentie voornamelijk betrekking op?

A

Op het glucose metabolisme, niet op de mitogene effecten van insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke effecten kan de ongebalanceerde insulinereceptor signalering hebben?

A

Het kan een verminderde glucosehomeostase veroorzaken in typsich insuline target weefsel zoals de lever, spier en vetweefsel -> celproliferatie in andere weefsels verhogen als gevolg van hyperinsulinemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke belangrijke factoren kunnen invloed hebben op insuline resistentie?

A

Leeftijd, obesity, viscerale vetmassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke personen hebben ook een verhoogd risico op de ontwikkeling van atherosclerotische vaatziekten?

A

Personen met een verminderde insuline gestimuleerde glucose opname en hyperinsulinemie, zelfs wanneer de glucosespiegels niet hoog genoeg zijn om aan de criteria van diabetes te voldoen -> 30-40% van de westerse bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer de diagnose metabool syndroom?

A

Wanneer je 3 of meer afwijkende bevindingen hebt van de 5 metingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly