HC2 week 3 Flashcards

1
Q

Type 1 diabetes?

A

het is een auto-immuunziekte: Pancreas maakt geen insuline -> de eilandjes van langerhans worden kapot gemaakt waardoor er geen insuline kan worden aangemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Type 2 diabetes?

A

Relatieve insuline deficiëntie en insuline resistentie (cellen werken niet goed op insuline)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor wordt type 1 diabetes gekenmerkt?

A
  • Ontwikkelt zich voor een leeftijd van 30-35
  • Absolute insuline deficientie
  • Patienten hebben kans op het ontwikkelen van een diabetische ketoacidose
  • Zonder insuline kunnen de patienten niet functioneren/ overleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt type 2 gekenmerkt?

A
  • Ontwikkelt zich vaak na een leeftijd van 30-35
  • 80-90% van de patienten is obees
  • Patienten hebben geen neiging tot een ketoacidose
  • Niet afhankelijk van insuline om te overleven, er is wel controle van hyperglycemie nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn typische symptomen van diabetes?

A
  • Glucosurie
  • Polyurie
  • Polydipsie
  • Polyphagie
  • Gewichtsverlies
  • Slapte en moeheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Symptomen diabetes type 1?

A
  • Gewichtsverlies
  • Moeheid, verlies van energie
  • Jeuk
  • Polyurie
  • Polydipsie
  • Polyfagie
  • Diabetes ketoacidose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Symptomen diabetes type 2?

A
  • Toegenomen dorst
  • Plassen
  • Moeheid
  • Wazig zien
  • Toegenomen frequentie van infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de WHO diagnostische criteria voor diagnose diabetes?

A
  • Nuchter plasma glucose > 7.0 mmol/L
  • Willekeurige plasma glucose >=11,1 mmol/L (diagnostisch bij het bestaan van typische symptomen, anders zijn er 2 abnormale waarden nodig)
  • HbA1c >6,5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rol OGTT bij diagnose diabetes?

A

De orale glucose tolerantietest wordt alleen gebruikt bij grensgevallen of om de diagnose zwangerschapsdiabetes vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Impaired glucose tolerance (IGT)?

A
  • De diagnose IGT kan alleen met OGTT gesteld worden
  • IGT is een risicofactor voor diabetes type 2 en hart- en vaatziekten
  • Geen verhoogde kans op microvasculaire complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Impaired fasting glucose (IFG)?

A
  • Nuchtere glucose tussen 6,1 en 6,9 mmol/L
  • Verhoogd risicofactor voor diabetes type 2 en hart- en vaatziekten, maar geen verhoogde kans op microvasculaire complicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HbA1c?

A

Geeft het percentage rode cellen aan waarvan het hemoglobine geglycosyleerd is, en dit weerspiegelt het gemiddelde glucosegehalte in het bloed in de voorafgaande 6-8 weken -> wordt gebruikt om effect van de behandeling van de diabetes te monitoren en te beoordelen en tegenwoordig ook om diagnose diabetes te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke waarde van HbA1c pleit voor diabetes?

A

> = 48 mmol/L

Bij diabetes -> streven naar HbA1c-waarde van 53 mmol/mol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

SGLT1 en SGLT2?

A

Zijn aanwezig in de proximale tubulus van de nier en zorgen voor reabsorptie van glucose in de voorurine via niertubuli terug naar het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer verschijnt glucose in urine?

A

Wanneer de plasma glucose > 10,0-11,1 mmol/L zijn geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer ontstaat er een ketoacidose?

A

Lipofyse neemt toe bij een ernstige insuline deficientie -> aanbod vrije vetzuren (FFA) naar de lever neemt toe en worden daar opgenomen en gebruikt om ketonlichamen te maken in de mitochondrieen -> ketonlichamen worden op grote schaal aan het bloed afgegeven

17
Q

Wat zijn chronische diabetische complicaties?

A
  • Diabetische retinopathie

- Diabetische nephropathie