HC.5 Extrinsieke Beschadiging Van De Long Flashcards

1
Q

Wat adem je in(8)?

A

Stikstof, zuurstof, argon, koolstofdioxide en water
gassen(bv irriterende/toxische gassen), fijnstof (zowel organisch als onorgansiche stoffen)
micro-organismen ( kunnen infecties veroorzaken of immunologische reacties)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Effect van wat je inademd op longen afhankelijk van:

A

Anatomie longen/luchtwegen
Grootte ingeademde deeltjes en daarmee samenhangende depositie

eigenschappen ingeademde deeltjes
Reactie van lichaam op de ingeademde deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Effect van deeltjes grootte

A
Fijnstof = 1 micrometer
Nanodeeltjes= 0,1 micrometer

Hoe fijner het deeltje, hoe dieper het in de luchtweg komt, hoe meer schade het aanricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gezondheidseffecten fijne deeltjes

A

longfunctie (FVC daalt 17%, FEV1 daalt 12%)
COPD (exacerbaties stijgt)
Longkanker (stijgt 10-20%)
Allergische aandoening (sensibiliteit en exacerbaties stijgt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nano particels

A
<100 nm 
Veranderde chemische reactiviteit 
Pro-inflammatoir in diermodellen 
Kunnen membraan passeren —> dus systemisch effect 
Effect afhankelijk van samenstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Antracosis

A

Zorgt voor zwarte lijntjes rondom lobuli van longen, hoort bleek te zijn

Komt door fijnstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Pneumoconiosen (stoflongen)

A

een groep van longaandoeningen die je kan krijgen van het inademen van (hoge dosis) anorganische stoffen.

Dit zijn vaak chronische beroepsziekten (zelden acuut).

Bij het inademen van hele grote hoeveelheden anorganische stoffen is het lichaam niet goed in staat dit te klaren en geeft het noduli: kleine bolletjes in de bovenvelden van de longen.
Bij sommige mensen leidt deze schade tot fibrose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stof longen

A

Krijgen mijnwerkers door kolengruis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Silicose

A

Krijgen steenhouders door kiezelstof (silica)

betonboorder (nodulaire afwijkingen in long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Astbest

A

asbestnaaldjes kunnen lang in de longen zitten en tot irritatie leiden en uiteindelijk tot fibrose of kwaadaardige celvorming.

Kan zorgen voor
Astbestose= (long)fibrose
Of pleurale plaques langs randen van longen (meestal niet schadelijk)

Mesothelioom: astbestkanker

benigne plaques: is goedaardig
benigne pleurale effusie
asbestose: verlittekening van de longen
mesothelioom
longkanker (+roken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Berylliose

A

Krijg je in elektrotechniek/ tandarts/ vliegtuigindustrie/ mijnwerkers door beryllium

Geen gewone pneumoconiose

Type IV overgevoeligheidsreactie
Granulomen in de long

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sarcoidose

A

idiopatische interstitiele longziekte
zeldzaam want 5000-7000 nederlanders hebben het

is systemische ziekte die in allerlei organen voorkomt, maar vooral in longen

vergrote lymfeklieren in longen
oog en huidafwijkingen
pulmonale noduli/infiltratie
slechte calcium huishouden–> nierstenen

kenmerkend zijn de granulomen in aangedane organen

Bilaterale hilaire lymfadenopatie 
pulmonale moduli/infiltraten 
Oog-huidafwijkingen 
alle organen kunnen betrokken zijn 
PA: niet verkazende (geen necrose) granulomen in aangedane organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pathogenese bij nanopartikel inademen

A

er treed een overmatige granulomateuze reactie op

op een nano antigen
directe expositie–> long/oog/huid irritatie
systemische translocatie–> uiting in andere organen

gepresenteerd door DC cel

lock and key: bepaald antigen + bepaald antigeen presenterend molecuul= sarcoïdose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stoflongen

A

leidt tot diverse aandoeningen

behandeling vaak niet mogelijk/complex–> dus primaire preventie is de oplossing

eindresultaat= longfibrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

extrinsieke allergische alveolitis (EAA)

A

(Thermoactinomyces Aspergillus)
ziekte door herhaalde inhalatie van een allergeen

bv dierlijke eiwitten, bacterien, schimmels en chemicalien

ziekte is afhankelijk van antigeen exposure en gastheerfactoren
Eerst bekende is de boerenlong

bij 50% van de gevallen is geen niet duielijk wat patient heeft ingeademd= cryptogene EAA

Is een allergisch proces dat ontstaat doordat men een antigeen inademt waarvoor de betreffende persoon allergisch is, ook wel HP genoemd. Meestal is het antigeen een dierlijk eiwit, schimmel of verontreiniging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pathofysiologie EAA

A

partikels <5 micrometer

lymfocitaire ontsteking van kleine luchtwegen= cellulaire bronchitis

cellulaire interstitiele pneumonie (NSIP)

waarbij granulomen worden gevormd= ontstekingsmassa op 1 plek (zonder necrose)
lichaam probeert dit op te ruimen

uiteindelijk ontwikkeld er fibrose (vaak compatibel met een UIP

17
Q

Mechanisme EAA

A

3 processen;

granulomateuze ontsteking
alveolitis
longfibrose

normaal worden partikels opgeruimd door slijm, maar als er een overmatige reactie is dan alveolitis en granulomateuze ontsteking

18
Q

Acute EAA (ontstekingen)

+
anamnese acuut

A

klinisch:
symptomen < 6 mnd
vaak nog reversibel
goed effect van vermijden contact met agens

HRCT: 
midden- en bovenvelden
centrilobulaire nodules 
matglasafwijkingen
airtrapping
consolidaties
PA: 
inflammatoir beeld
lymfocytaire infiltraten
peribronchiolair
granuloomvorming
NSIP/OP

Anamnese acuut:
hoesten, koorts, malaise, dyspnoe,
symp < 6 mnd

lichamelijk onderzoek:

squeeks (piepend geluid, door openknappen kleine bronchioli)

verscherpt ademgeruis

19
Q

Chronische EAA

+ anamnese chronisch

A

> 6 maanden
risico op progressie, weinig effect vermijden contact, leidt tot fibrose
CT: peribronchioliar nodulus, honeycumbin, centrilobulaire nodules en airtrapping
PA: UIP/f-NSIP like, fibrose peribronchiolair, geen granulomen

anamnese: dyspnoe
symp > 6mnd

Lichamelijk onderzoek:
crepitaties (fibrose)
clubbing (trommelstokvingers)

20
Q

Epidemologie EAA

A
diagnose wordt vaak gemist
acute vormen goede prognose
alle leeftijden
5-10% duivenmelkerslongen
beschermend effect roken, sigarettenrook onderdrukt lymfocyten- en macrofaagfunctie.
21
Q

Hystologische triade EAA

A

cellulaire interstitiële pneunomie (voornamelijk lymfocyten)
cellulaire bronchiolitis
(slecht gevormde) granuloomvorming (zonder necrose)
Uiteindelijk is er ontwikkeling van fibrose (vaak compatibel met UIP)

22
Q

(Longfunctie bij EAA)

A
vaak maar weinig obstructie
soms lichte BHR
restrictie bij fibrose
diffusievermindering bij fibrose
desaturatie bij inspanning
23
Q

Labratorium en BAL

A

aanwezigheid igG antistoffen bij blootstelling (negatieve uitslag geeft geen uitsluitsel van EAA)
soms verhoogd CRP en leukocytose

in BAL lymfocytose (>20%) (in de spoelvloeistof)

celtypering en CD4/8 ratio niet zinvol

granulocyten bij fibrose

24
Q

Voorbeelden EAA

A
mummies handlers (verontreiniging)
druivenplukkers long (schimmel)
aardappelrooierslong (schimmel)
waspoeder long (schimmel)
theeplukkers long (verontreiniging)
duivenmelkerslong (dierlijk eiwit)
boerenlong (schimmel)
25
Q

cryptogene EAA

A

de oorzaak is onbekend

26
Q

Airtrapping

A

het uitademen gaat moeilijker, waardoor er zwarte en witte gebieden op de foto te zien zijn. De zwarte gebieden worden niet volledig geleegd

27
Q

cellulair acute bronchiolitis

A

infectie (virussen, mycoplasma, sommige bacteriën)

inhalatie van toxische gassen en dampen

28
Q

cellulair chronische bronchitis

A

(lymfoid hyperplasie (folliculaire bronchiolitis)
respiratoire bronchiolitis (roken)
inhalatie van allergenen (EAA)
diffuse panbronchiolitis (Azie)

29
Q

fibrotisch(chronisch)

A

constrictieve bronchiolitis (postransplantatie/infectieus, RA)

bronchiolitis obliterans bij organiserende pneunomie(OP):
infectie, aspiratie, drugs, systeemziekte, idiopathisch

30
Q

provocatietest

A

geen goed onderzoek voor EAA

31
Q

diagnostiek

A

verhaal, CT-scan, spoeling luchtwegen en eventuele biopt

32
Q

Therapie

A

Vermijden van contact
Prenison, meestal, tituximab (zelden)
azathioprine en myofenolzuur

33
Q

HR-CT

A
Matglas
Consolidaties 
(Vaag begrensd) Centrilobulaire noduli
(verlaagde densiteit en) Airtrapping 
Fibrose
Tree in Bud patroon 

Alles wat je op een CT kan zien kan passen bij een EAA

34
Q

Bronchiolitis onthoudt als het een ontsteking is is het nog wel reversibel als het littekenvorming (fibrose) is dan wordt het lastig om het weg te krijgen
Soorten bronchiolitis hoef je niet te kennen

A