HC.1: Tolerantie en auto-immuniteit Flashcards
Kenmerken immunologische tolerantie
Voorkomt reactiviteit tegen auto-antigenen –> gecontroleerd niet reageren van lymfocyten op auto-antigenen, waartegen potentieel een reactie kan plaatsvinden
Is antigeen specifiek
Twee mechanismen
- Central tolerantie
- Perifere tolerantie
T-lymfocyt selectie en deletie in de thymus
Positieve selectie
- Cellen gaan in apoptose als ze geen of te sterke interactie hebben met MHC
- Cortex
Negatieve selectie
- Dendritische cel presenteert auto-antigenen. De T-cel gaat in apoptose als het bindt aan deze auto-antigenen
- Medulla
B-lymfocyt selectie en deletie in beenmerg
Onrijpe B-lymfocyten gaan langs het centrale tolerantie checkpoint
B-lymfocyten met een gematigde binding aan BCR antigenen ontwikkelen tot rijpe B-lymfocyten
B-lymfocyten met een hoge binding aan BCR antigenen ondergaan receptor editing. Dit leidt tot apoptose/anergie of ontwikkeling tot rijpe B-lymfocyten
Typen perifere tolerantie
Anergie
Suppressie of afwezige hulp door regulatoire T-lymfocyt
Anergie
Inactivatie van lymfocyten door binding van auto-antigeen aan de antigeenreceptor in afwezigheid van costimulatoire signalen
Signaal 1 zonder signaal 2
Regulatoire T-lymfocyten
Actieve suppressie van lymfocyten door
- Wegvangen groeifactoren IL-2 door hoog affine receptor CD25
- Productie suppressieve cytokinen IL-10 en TGF-beta
- Wegvangen CD80/CD86 co-stimulatie door CTLA-4
- Productie cytotoxisch granzyme
Oorzaken doorbraak van tolerantie
Polyclonale activatie: Antigeen en T-lymfocyt onafhankelijke activatie van B-lymfocyten door EBV
Activatie door superantigenen: Antigeen onafhankelijke activatie van T-lymfocyten door Staphylococcus
- SARS-COVID-2 infectie
Moleculaire mimicry: Kruisreactie tussen antigeen micro-organismen en gelijkend auto-antigeen
- Guillain-Barré syndroom
Bystander activatie: Mede-activatie autoreactieve lymfocyten tijdens infectie
Vrijkomen afgeschermde auto-antigenen: Immune priviliged sites doorbroken
Neo-antigenen: Immuunstimulerende posttranslationele modificatie of haptenisatie
Defect regulatoire T-cellen
- IPEX syndroom
Modulerende factoren bij ontwikkeling auto-immuniteit
Genen
Hormonen
Omgeving
Genetische componenten ontwikkeling auto-immuniteit
MHC: MHC draagt prominent bij aan de ontwikkeling van auto-immuunziekten door verbeterde presentatie van auto-antigenen
Non-MHC: Mutaties in bepaalde immuunregulatoire genen dragen bij aan de ontwikkeling van auto-immuunziekten
- FOXP3: defect in Treg
- AIRE: verminderde klonale deletie t.b.v. centrale tolerantie inductie
- CTLA4: verlaagde Treg suppressie
- C1q: gestoorde opruiming apoptotische cellen
Omgevingsfactoren ontwikkeling auto-immuunziekten
Infecties
Voeding
Geneesmiddelen
Zonlicht
Trauma
Stress
Verschil auto-immuniteit en auto-immuunziekten
Auto-immuniteit: normale immunologische reactie op lichaamseigen structuren
Auto-immuunziekte: abnormale immunologische reactie op lichaamseigen structuren, waardoor verstoring homeostase, weefselbeschadiging, functieverlies en ziekte
Pathogenese van auto-immuunziekten
Belangrijkste effector mechanismen
- Immuuncomplex
- IgG en complement
- T-lymfocyten
Typen auto-antigenen
Natuurlijk auto-antistoffen
Auto-antistoffen
- Direct pathogeen
- Secundair
Klinisch belang van aantonen auto-antistoffen
Diagnose/classificatie auto-immuunziekte
Bepalen van prognose
Monitoring ziekteactiviteit