HC.1 Regulatie lichaamsgewicht Flashcards

1
Q

Wanneer wordt je te zwaar?

A

Wanneer chronisch je energie inname groter is dan je energieverbruik.
Je hebt dan een positieve energiebalans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de energiebalans?

A

Wanneer de energie inname gelijk is aan het energie verbruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel kcal moet je nemen om 500 gram extra vet te krijgen?

A

3500 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is opvallend aan toename van het gewicht?

A

Dat bij een groot deel van de mensheid de lichaamscompositie gelijk blijft het gewicht en de hoeveelheid vet verandert bijna niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke regelmechanismen controleren het lichaamsgewicht?

A
  • De hypothalamus speelt een centrale rol bij onze voedselintake en het verbruik van energie in het lichaam
    Er is een energie-thermostaat (lipostat) die het lichaamsgewicht op een bepaald setpoint probeert te houden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met het energieverbruik bij veranderingen in gewicht?

A

Als iemand aankomt gaat het energieverbruik stijgen, als iemand afvalt daalt het. Dit zorgt ervoor dat je lichaam probeert naar de setpoint te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er met je voedsel intake bij zwaarder worden?

A

Zou minder moeten worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt de setpoint/lipostat bereikt, door welke signalen?

A
  • CNS
  • perifeer zenuwstelsel
  • vetweefsel
  • endocriene systeem
  • maag-darm stelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er in het lichaam wanneer iemand zwaar dreigt te worden?

A
  • Meer energie verbranden, basaalmetabolisme
  • Meer verbranden bij bewegen
  • Thermisch effect voedsel neemt toe
  • Schildklier activiteit neemt toe
  • parasympatische activiteit daalt
  • sympatische activiteit stijgt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er in het lichaam wanneer iemand de licht dreigt te worden?

A
  • Minder energieverbruik, lager basaalmetabolisme
  • Minder energieverbruik bij bewegen
  • Minder schildklieractiviteit
  • Minder sympatisch
  • Meer parasympatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom werkt de lipostat niet bij obese personen en personen met overgewicht?

A

Mensen met obesitas hebben een verkeerd afgesteld setpoint, als gevolg hiervan treedt chronische en kleine positieve verschuiving in de energieopslagg op.

De mens kent ook geen periodes van overmaat aan voedsel, vandaar dat we geen genen hebben die ervoor zorgen dat we afvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de componenten van energieverbruik bij een normaal persoon met een voedsel intake van 2000 kcalorien per dag?

A
  • 20% = lichamelijke activiteit AEE
  • 10% = thermische effect voedsel
  • 70% = basale stofwisseling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is verantwoordelijk voor de huidige obesitas pandemie?

A
  • Voeding: grotere porties, meer kcal in voeding, hoge GI, frisdranken, meer fast food, meer aanbod, lagere prijzen ongezond voedsel
  • lichamelijke activiteit: minder fysiek werk in banen, geen fysieke beweging in school, geen fysieke activiteit nodig in het dagelijks leven, elektronica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom wil je obesitas behandelen?

A
  • Minder mortaliteit
  • Betere bloeddruk
  • Minder diabetes
  • Minder lipiden in je bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is obesitas therapie succesvol?

A
  • Iemand niet zwaar wordt
  • er gewichtsreductie van 5-10% van begin gewicht is
  • Gewicht moet worden gehandhaafd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke therapie opties zijn er?

A
  • Dieet
  • Meer fysieke activiteit
  • Medicijnen
  • Bariatrische chirurgie
17
Q

Welke therapie kies je?

A
  • BMI boven 25 = dieet en lichamelijke beweging
  • BMI boven 27-29.9 = dieet en lichamelijke beweging + bij comorbiditeiten medicijnen
  • BMI boven de 30-34,9 = dieet en oefening + medicijnen
  • BMI boven de 35-39.9 - dieet en oefening + medicijnen + bij comorbiditeiten chirurgie
  • BMI boven de 40 = dieet en oefening + medicijnen + chirurgie

Comorbiditeiten = hypertensie en slaapapneu, diabetes, hartziekten

18
Q

Welke medicijn heb je voor obesitas?

A
  • Orlistat = pancreas lipase, remt de vetabsorptie uit de darm. Je verliest vet, waardoor je ook vetoplosbare vitaminen tekort krijgt
  • je kan gemiddeld 3 kg afvallen 20% bereikt 10% gewichtsverlies
19
Q

Welke potentiële medijnen zou je kunnen hebben voor obesitas (welke mechanismen)?

A
  • Remmers van de voedselinname
  • Stimulatie van energieverbruik
  • Stimulatie van vetmetabolisme
  • Reductie van vetopname
20
Q

Bariatrische chirurgie?

A

Bij mensen met BMI > 40 of BMI > 35 met comorbiditeiten (slaapapneu, diabetes type2 en hartziekte)

2 categorien:
- de maag verkleinen, restrictieve procedure = maagband (10-15 kg gewichtsverlies)
- De maag verkleinen en zorgen voor minder opname van de dunne darm –> gasttic bypass (30-40 kg gewichtsverlies)

21
Q

Bijwerkingen gastric bypass en gunstige effecten?

A
  • Bloedingen
  • Infecties
  • Galstenen door snel afvallen
  • Braken
  • Irritatie maagslijmvlies
  • Deficiënties van vitamine en calcium
  • Lange termijn effect is een lastige vorm van hypoglycemie

Enige behandeling die in staat lijkt het setpoint te verlagen.

22
Q
A