HC 8: Taal Flashcards
1
Q
2 taaltheorieën:
A
- discontinuity theories
- continuity theories
2
Q
discontinuity theories
A
taal is snel geëvolueerd en ontstond plotseling in de moderne mens
3
Q
continuity theories
A
taal heeft zich langzaam ontwikkeld
4
Q
wat is er nodig voor taal?
A
- motorisch spraakaparaat
- menselijke omgeving
- menselijke hersenen
5
Q
afasie van Broca
A
“Tan”
- langzame, niet-vloeiende spraak
- begrip kan intact zijn
- schrijven verstoord
6
Q
afasie van Wernicke
A
- vloeiend maar verwarde spraak/schrijven
- verstoord begrip van spraak en lezen
7
Q
klassiek taalmodel:
A
- wernicke = taalbegrip
- broca = taalproductie
7
Q
waaarom het klassieke taalmodel niet klopt:
A
- mismatch afasie en bijbehorende gebied
- beperkt zich tot woordniveau
- gebied van Broca ook begrip van zinnen, Wernickes gebied ook productie
7
Q
MUC model
A
- memory unification control
- bilaterale netwerken voor taal nodig
8
Q
twee banen voor taal
A
- dorsaal
- ventraal
9
Q
dorsale taalbanen
A
- klankinformatie transformeren in een motorrepresentatie
- snel achtereenvolgende patronen van klanken
10
Q
ventrale banen
A
- vertalen van klankinformatie in betekenis
- betekenis dankzij grammatica
11
Q
afasie
A
taalstoornis die zich uit in spraak (productie of begrip), schrijven (agrafie) of lezen (alexie)
12
Q
3 vloeiende afasieën
A
- sensorische afasie (wernicke)
- geleidingsafasie
- anomische afasie
13
Q
vloeiende afasie
A
vloeiende spraak, maar moeite met begrip of naazeggen