HC 5: de occipitaalkwab Flashcards

1
Q

welke hersengebieden voor zien?

A
  • vooral occipitaalkwab
  • ook delen van pariëtaal-, temporaal- en frontaalkwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zorgen voor topografische projectie op visuele veld in occipitale cortex

A

V1 en V2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

V1 en V2 zorgen voor:

A
  • topografische projectie op visuele veld in occipitale cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

V1 en V2 codering van

A

(- heterogeen van functie)
- vorm, kleur of beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

V3a codeert voor

A

vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke gebieden coderen voor vorm?

A
  • V1, V2, V3a, V4
  • V3 voor vorm van bewegende objecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

V3 codeert voor

A

vorm van bewegende objecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

V4 codeert voor:

A

kleur en vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk gebied codeert voor kleur?

A

V4, V8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

V5 codeert voor

A

Bewegingsdetectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk gebied codeert voor bewegingsdetectie?

A

V5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

V8 codeert voor

A

kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom wordt kleur in meer of mindere mate in alle V-gebieden gecodeerd?

A

Voor snelle herkenning van objecten en het waarnemen van hun beweging en positie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vanaf waar in de occipitale cortex gaan de dorsale en ventrale stromen?

A

vanaf V1 en V2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vanuit V1 en V2 parallelle projecties naar andere corticale gebieden, hoe heten ze?

A
  1. dorsale stroom
  2. ventrale stroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar gaat de dorsale stroom naartoe (vanuit de occipitale cortex?)

A

naar de pariëtale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar zorgt de “dorsal stream” voor?

A
  1. egocentrische ruimtebepaling
  2. automatische visuele geleiding van beweging in de richting van een object, of er juist vandaan (actie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waardoor wordt automatische visuele geleiding van beweging in de richting van een object, of er juist vandaan, gecodeerd?

A

de dorsale stroom naar de pariëtale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

egocentrische ruimtebepaling wordt waardoor gecodeerd?

A

door de dorsale stroom naar de pariëtale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is egocentrische ruimtebepaling?

A

bepaling van de ruimtelijke bepaling van objecten ten opzichte van de waarnemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waar gaat de ventrale stroom naartoe (vanuit de occipitale cortex?)

A

het onderste deel van de temporale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waar zorgt de “ventral stream” voor?

A
  1. visuele herkenning van objecten, voorwerpen, handen, gezichten
  2. specifieke cellen die op specifieke objecten reageren voor snellere herkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waar wordt de visuele herkenning van objecten gecodeerd?

A

de ventrale stroom die naar het onderste deel van de temporale cortex gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar zitten specifieke cellen die op specifieke objecten reageren?

A

in de ventrale stroom die naar het onderste deel van de temporale cortex gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waar gaat de STS-stream naartoe vanaf de occipitale cortex?
de cortex van de bovenste temporale sulcus
26
Waar zorgt de STS-stream voor?
1. allocentrische ruimtebepaling 2. visuospatiële functies 3. combinatie van info uit ventrale en dorsale stroom
27
Welke visuospatiële functies doet de STS-stream?
1. ruimtelijke localisatie van objecten 2. ruimtelijk geheugen 3. perceptie van bepaalde type bewegingen (bv lichaamstaal)
28
waar wordt allocentrische ruimtebepaling gecodeerd?
in de STS-stream
29
waar worden visuospatiële functies gecodeerd?
in de STS-stream
30
waar wordt de info uit de ventrale en dorsale stroom gecombineerd?
STS-stream
31
Waar worden objecten ruimtelijk gelocaliseerd?
STS-stream
32
Waar is je ruimtelijk geheugen gecodeerd?
in de STS-stream
33
Waar is de codering van de perceptie van lichaamstaal?
in de STS-stream
34
wat is allocentrische ruimtebepaling?
bepaling van ruimtelijke locatie van objecten ten opzichte van elkaar
35
wat is de rol van de frontale cortex in zien?
actief visueel zoekgedrag met de frontale oogvelden (voor sturing van oogbewegingen)
36
schade aan V1 zorgt meestal voor
zichtproblemen aan beide ogen, 1 visueel veld
37
schade aan specifiek gebied in V1 zorgt voor
zichtsverlies in specifiek deel van de visuele wereld
38
laesie van V1 zorgt voor
corticale blindheid
39
corticale blindheid is door laesie van
V1
40
corticale blindheid
uitval van subjectieve visuele sensaties
41
Wat kan optreden bij corticale blindheid
blindsight
42
blindsight
niets meer kunnen zien, maar wel registreren, waardoor je niet ergens tegenaanloopt maar het ontwijkt
43
Waar leidt een laesie in V3 en V4 toe?
verlies van vormperceptie
44
als je vormperceptie hebt verloren, waar is waarschijnlijk een laesie?
V3 en V4
45
Waar heb je last van bij een laesie aan V4
1. kleurenblindheid 2. verlies van kleurcognitie
46
als je last hebt van kleurenblindheid, heb je waarschijnlijk een laesie in
V4
47
als je last hebt van verlies van kleurcognitie, heb je waarschijnlijk een laesie in
V4
48
Waar kan je last van hebben bij een laesie in V5?
bewegende objecten niet kunnen zien
49
als je bewegende objecten niet kunt zien, maar stilstaande wel, waar heb je dan waarschijnlijk een laesie?
V5
50
waartoe leiden laesies in de ventrale stroom?
visuele agnosie
51
waar heb je een laesie als je last hebt van visuele agnosie?
in de ventrale stroom (richting de temporale cortex)
52
Vormen van visuele agnosie
1. visuele objectagnosie 2. prosopagnosie 3. visuospatiële agnosie 4. alexie
53
wat is visuele objectagnosie?
- problemen met herkennen van voorwerpen en ruimtelijke patronen - verschillende vormen
54
2 vormen van visuele objectagnosie
1. apperceptieve agnosie 2. associatieve agnosie
55
apperceptieve agnosie
- vorm van visuele objectagnosie - wel aspecten van een stimulus, geen geen compleet mentaal beeld - 2 vormen
56
waar heb je waarschijnlijk een laesie bij apperceptieve agnosie?
grote bilaterale of rechtszijdige laesie in ventrale stroom
57
2 vormen van apperceptieve agnosie:
1. visuele vormagnosie 2. simultaanagnosie
58
visuele vormagnosie
niet herkennen en kunnen kopiëren van vorm van objecten
59
simultaanagnosie
slechts één object tegelijk waarnemen
60
associatieve agnosie
- vorm van visuele objectagnosie - wel vorming van geïntegreerd beeld en kunnen kopiëren, maar niet kunnen identificeren
61
waar heb je waarschijnlijk een laesie bij associatieve agnosie?
linkszijdige laesie van de ventrale stroom
62
prosopagnosie
herkenning van identiteit van gezichten
63
waar heb je waarschijnlijk een laesie bij prosopagnosie?
bilateraal, maar R belangrijker dan L ventrale stroom
64
visuospatiële agnosie
waarneming en herkenning van de ruimtelijke omgeving
65
alexie
herkennen van letters prima, maar moeite met 1. integratie tot een word (objectagnosie) of 2. herkenning van een woord (associatieve agnosie), meestal L-zijdig
66
als je een laesie hebt aan de dorsale stroom, kan je last hebben van
1. optische ataxie 2. stoornissen in ruimtelijke oriëntatie
67
optische ataxie
beweging niet afstemmen op hetgeen dat je ziet
68
als je optische ataxie hebt, heb je waarschijnlijk een laesie in
dorsale stroom (naar pariëtaalkwab)